Skip to main content
Map

Archief

Gewichtige zaken

Ik ben ietsjes te zwaar. Volgens mijn huisarts, met wie ik uitstekend en bijna tegelijk door een deur kan, draag ik voortdurend een paar fors bemeten stoeptegels met me mee en die zou ik best thuis zou mogen laten. Zelf houd ik het er gemakshalve op dat ik wat klein ben voor mijn gewicht. Maar goed; ik weet best dat er behoorlijk wat vanaf zou mogen. De tijd dat mijn spijkerbroeken dezelfde breedte- als lengtematen hadden is al lang voorbij en een boordmaatje 40 doet me al tijden akelig naar adem happen. Afvallen en lichaamsbeweging dus.

Helaas is doelloos bewegen gewoon niet mijn ding. Tenzij ik nagezeten word door een bijzonder kwaaie hond zult u mij niet hijgend en zwetend zien rennen en wanneer ik eerdaags dood in een sportschool word aangetroffen kunt u er gevoeglijk van uitgaan dat ik eerst ontvoerd en daarna vermoord ben (niet zelf bedacht, wel grappig). Ook lijnen wil niet echt lukken. Enige tijd terug besloot ik meer minder te gaan eten en zodoende 15 kilo af te gaan vallen. Na enige weken vreselijk vasten had ik er nog 17 te gaan. Ik bedoel maar. Al die populaire boeken over diëten zijn aan mij dan ook niet echt besteed. Ik lees de adviezen maar half en vooral zeer selectief en kwam er laatst achter dat waar ik ‘dagelijks een rijsttafel’ las er ‘rijstwafel’ bedoeld werd. Al met al zet het niet veel zoden aan de dijk, dat begrijpt u.

Nu ben ik, zoals u misschien al eerder las, een onrustig slaper. Waar Doornroosje ongestoord honderd jaar aan een stuk kon pitten lukt mij dat met moeite evenzoveel minuten. Het grote nadeel daarvan is dat ik vaak brak opsta en er de hele dag als een zombie bijloop. Het enige voordeel is dat ik in het holst van de nacht naar de televisie staar en dan de meest waanzinnige artikelen voorbij zie komen in de teleshopprogramma’s die dan de baas zijn op de buis. En daar ontdekte ik, zomaar op een doordeweekse nacht, de naar het zich liet aanzien definitieve oplossing voor mijn gewichtsprobleem.

“Dokter Ming’s Thee brengt de energie van uw lichaam in perfecte balans met de aarde. Terwijl u de kilo’s ziet verdwijnen versterkt de natuurlijke thee uw immuunsysteem en verhoogt tegelijkertijduw vitaliteit.” Kijk; zo mag ik het graag horen. Het meteen daaropvolgende “forceer uw lichaam niet met overmatig sporten” was uiteraard helemaal koren op mijn bedaard draaiende molen. In gedachten zag ik mezelf moeiteloos en in recordtijd veranderen in de slanke adonis die ergens diep onder mijn vetrolletjes verborgen moest zitten. En dat enkel en alleen door het sloeberen van een paar kopjes thee. Het feit dat het miraculeuze goedje “al eeuwenlang gebruikt wordt in verafgelegen regio’s van China” trok me al zo goed als over de streep; voor zover ik weet zijn namelijk alle Chinezen klein en vooral broodmager. Ik besloot de arts maar eens te bellen voor een consult.

Waarschijnlijk lag de geneesheer zelf op het onchristelijke uur al lang op één oor, want ik kreeg een jongedame (waarschijnlijk zijn assistente) aan de lijn. Die wist me eigenlijk over het wonderproduct zelf niet veel te vertellen. Wel gaf ze me mee dat het “geen honderd, geen tachtig, geen zestig, geen vijftig en zelfs geen veertig euro kostte maar slechts negenendertig euro negenennegentig.” Net toen ik “oké doe maar” wilde roepen gilde ze nog “maar wacht, omdat u nú belt krijgt u niet één maar zelfs twee verpakkingen voor deze superlage prijs.” Ik kreeg vaag het idee dat ik dit al eens eerder gehoord had, maar ik was uiteraard zeer tevreden met de fantastische aanbieding en aarzelde geen moment. Ik bestelde maar liefst vier verpakkingen voor de prijs van twee zodat ik meteen een paar maanden vooruit kon.

Geld overmaken ging rap, de bezorging liet op zich wachten. Eerst ging ik er nog van uit dat het natuurlijk even kon duren voor al die vrolijk zingende Chinese meisjes in authentieke klederdracht de theeblaadjes geplukt hadden. Maar na twee weken ongedurig wachten op de bezorging die maar niet wilde komen, besloot ik maar eens te informeren waar mijn wondermiddel bleef. Ik kreeg een andere assistente aan de lijn. Blijkbaar was de medicus drukdoende doodzieke patiënten te genezen waardoor hij zelf de telefoon niet aan kon nemen. De jongedame vertelde me dat het door “grote drukte” (goed teken) ooit wat langer kon duren, maar dat mijn pakketje weldra zou arriveren.

Ze had gelukkig gelijk; nauwelijks een week later stond een gehaaste jongeman in een oranje bodywarmer aan mijn deur te trappelen van ongeduld (hij bleef tenminste behoorlijk op de deurbel hangen) om mij een pakketje te overhandigen. Ik griste het bijna uit zijn handen en ging vol verwachting gelijk aan de slag. Hoewel in de bijsluiter stond dat enkel door het drinken van een kopje voor het ontbijt en eentje na het avondeten in mijn lichaam “een natuurlijk mechanisme geactiveerd wordt dat ervoor zorgt dat u meer energie krijgt en spontaan vet gaat verbranden”, besloot ik meteen maar van het miraculeuze spul te gaan nuttigen. Het zag eruit als gedroogde en versnipperde brandnetel; de beloofde “cocktail van zeer waardevolle ingrediënten” kon ik zo op het oog nog nergens ontdekken. Ik liet me er niet door weerhouden en brouwde een stevige mok van het goedje. Het rook naar oud kuilvoer en de smaak was navenant. Ik overwon mijn walging, goot het spul naar binnen en ging op de bank zitten wachten op wat ongetwijfeld komen zou. Weldra zouden “de vetcellen vrij gaan bewegen die het metabolisme zullen activeren en de overbodige calorieën als sneeuw voor de zon zullen laten verdwijnen”.

Het was zwaar teleurstellend zeg ik u. Het enige wat daadwerkelijk geactiveerd werd was brandend maagzuur, maar dat kon eventueel ook te wijten zijn aan de dubbele uitsmijter die ik kort daarvoor naar binnen gewerkt had. En dat diezelfde avond mijn normaliter zo solide toiletbezoek uitmondde in een spetterende aangelegenheid, zou misschien ook gelegen kunnen hebben aan de grote shoarmaschotel die ik wegspoelde met twee flesjes bier bij het avondeten. Het voordeel van de twijfel en zo. De daaropvolgende weken dronk ik liters van Dr. Ming’s slootwater; het bleef stinken en onveranderd smerig. Mijn eetgewoonten aanpassen leek me onverstandig. De calorieën zouden er sowieso af gaan vliegen, of ik wilde of niet, en ik moest natuurlijk zien te voorkomen dat ik ondervoed zou raken. Enkel het waterige goedje leek onvoldoende om me op de been te houden. Verder bleef mijn maag opspelen en mijn poep dun.

Afijn, drie weken lang hield ik het vol regelmatig Ming’s rioolvocht kokhalzend naar binnen te slurpen. Al die tijd bedwong ik de neiging op de weegschaal te gaan staan, maar uiteindelijk won nieuwsgierigheid het toch van mijn geduld. Na een bewust chipsloze zaterdagavond ging ik op zondagochtend vóór het ontbijt twee keer naar het toilet om de laatste grammen nog kwijt te raken en beklom ik vervolgens de genadeloze digitale arbiter. De teleurstelling verbijtend constateerde ik dat ik ruim zes ons was aangekomen. Mijn vertrouwen in de Oriëntaalse kwakzalver en zijn smerige bocht zakte ter plekke dusdanig dat ik besloot een punt te zetten achter de zelfkastijding. Ik kookte een grote ketel water, donderde alle resterende gedroogde groenafval erin en besproeide er de met mos uitgeslagen stoep achter mijn huis mee, in de hoop dat alle onkruid tussen de tegels er net zo beroerd van zou worden als ikzelf. Zelfs daarvoor bleek het niet te werken.

Maar wanneer u nu denkt dat ik het hoofd in de schoot gelegd heb en mijn alleszins belabberde conditie en vooral mijn overbodige kilo’s dan maar voor lief ga nemen, vergist u zich. Ik heb besloten te gaan wandelen; zeker tienduizend stappen per dag. En daar ga ik morgen mee beginnen. Of volgende week. Denk ik.

Frater(s)huis (5)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik dertig jaar lid van de PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u een van onze ingezonden brieven (meestal wel, maar deze keer ondanks een fraaie belofte niet geplaatst door de redactie…) in het Weekblad voor Deurne.

Zo, het was weer Kerstmis en dan is ’t weer meteen oud en nieuw en tju toch wat vliegt de tijd en wat is er toch weer een hoop gebeurd en zo bla bla bla… Nee dus, verwacht van mij hier geen terugblik op het afgelopen jaar. Afgezien van het feit dat het in veel opzichten zeker geen schoonheidsprijs verdiende en vooral omdat dit een positief stukje moet zijn zo net na de kerst, ga ik hier niet achteromkijken. En als u op zoek bent naar een lofzang op die oergezellige feestdagen kunt u nu beter stoppen met lezen en iets zinnigs gaan doen. Punniken of zo. Ikzelf houd namelijk niet van avondvullende maaltijden met ‘die altijd weer gezellige’ familieleden, verveel me kapot tussen oud en nieuw en zou eigenlijk veel liever gewoon gaan werken. Bovendien word ik iedere keer weer helemaal chagrijnig bij alweer zo’n slap kerstliedje in de top2000 en ik heb een pleurishekel aan vuurwerk. Ik gun dus (bijna) iedereen fantastische dagen, maar doe mij maar lekker carnaval. Nu heb ik stiekem ook nog het idee dat ik niet de enige ben die ‘niet direct onverdeeld positief’ staat tegenover deze tijd van het jaar. Volgens mij zitten er namelijk nog veel meer mensen met de ziel onder de arm naar de uitgevallen naalden onder de boom te staren. Om al deze treurige figuren in ieder geval een half uurtje lang wat zinvols te doen te geven heb ik het volgende bedacht. In het stukje hieronder treft u met enige regelmaat een onzinnige term aan. Laten we zeggen; ‘smølende augurk’. De bedoeling is nu dat u, wanneer u al lezend daarbij uitkomt, even achteroverleunt en daarvoor iets anders verzint. U schrijft dan in uw hoofd als het ware mee met deze ingezonden brief en kunt geheel naar eigen inzicht eens een keer tekeergaan. Aardig toch?   

Een paar weken terug las u op deze plek een stukje van ons, waarin ik weer eens als vanouds ongenuanceerd tekeerging over de deplorabele staat van óns Fraterhuis aan de Visser. Daarin liet ik ook duidelijk merken hoe wij dachten (en denken) over de fraaie toezeggingen van de ‘smølende augurk’ die dit rijksmonument (!), wat van onschatbare waarde is voor Deurne, aan zijn lot over laat enkel en alleen om zijn eigen zakken te kunnen vullen.

Maar het zou héél misschien eventueel ook zo kunnen zijn dat deze ‘smølende augurk’ zomaar een excuus heeft waardoor hij al zijn mooie praatjes al een half jaar lang niet waar heeft kúnnen maken. Ik denk nu gewoon even hardop: Misschien heeft hij wel maandenlang gruwelijk last ondervonden van een ingegroeide teennagel die hem belette te werken of mogelijk verloor hij op een slechte dag zijn mobieltje zodat hij de telefoonnummers van zowel zijn aannemer als dat van het Eindhovens Dagblad kwijtraakte. Zou zomaar kunnen toch? Mogelijkerwijs zelfs, heeft de ‘smølende augurk’ het de laatste maanden gewoon keidruk gehad met het verzamelen van namen en adressen van Deurnese politici die hij een formidabel kerstpakket of een welgemeende nieuwjaarswens in een gesloten couvert wil toesturen. Of was hij soms van zins een voetreis te ondernemen naar Santiago de Compostella om rustig na te kunnen denken over de toekomst van het Fraterhuis, maar verdwaalde hij iets ten zuiden van Someren en zwierf hij maandenlang enkel gehuld in vodden en moederziel alleen over de Strabrechtse Hei? Niet helemaal ondenkbaar toch? Of wellicht kreeg de hond van die ‘smølende augurk’ volkomen onverwacht vijftien jongen waar hij ineens dringend voor moest zorgen of vertrok zijn vrouw plotsklaps met de melkboer (geef haar eens ongelijk…) en raakte hij ook nog eens chronisch aan de sproeipoep waardoor hij dagelijks zelf zijn toilet moest schrobben. Alleszins mogelijk nietwaar? Het zou zelfs zomaar kunnen zijn dat dit stuk ‘smølende augurk’, nét voor hij grootschalig wilde gaan restaureren, in het Fraterhuis een familie knoflookpadden aantrof waarna hij, als de nobele dierenvriend die hij ongetwijfeld is, gelijk de deur op slot gooide en nu al maandenlang vol ongeduld wacht op antwoord en een kruiwagen subsidie van de gemeente Deurne.

U ziet; zeker met de kerstgedachte nog in het achterhoofd (het aureool boven mijn kalende kruin licht nu stralend op) moeten we onze vooringenomen mening wellicht bijstellen. Het zou (zéér onwaarschijnlijk weliswaar) zomaar kunnen zijn dat deze notoire graaier eigenlijk niet eens zo’n hele asociale ‘smølende augurk’ is en dat hij het alsnog goed voor heeft, met ons en ons Fraterhuis. (Oké, ik geef ronduit toe dat ik het laatste stukje van de laatste zin meewarig grijnzend ingetikt heb.)

Ik wens u deze week vooral nog copieuze schranspartijen met een lekker glaasje erbij of vreselijke bacchanalen vergezeld van smakelijke borrelhapjes, net waar uw voorkeur ligt. In ieder geval hoop ik dat u verschoond blijft van schroeiend maagzuur, ongewenste gasvorming of gruwelijke katers. Namens iedereen van de PrCie; een goed begin van 2022 en denk aan het Fraterhuis wanneer u op 16 maart in het stemhokje staat! Het ga u bijzonder, en ons ook.

Uit eten

Nagenoeg elke week verzorgt een overduidelijk -veel te- gastronomisch onderlegde journaliste onder de kop ‘Over de Tong’ een culinaire rubriek vol superlatieven in het regionale liegebeest. Daartoe bezoekt ze, met een gast, exclusieve eetgelegenheden in de omgeving. Ik kon niet achterblijven.

Dat je voor een overdadige smaaksensatie niet altijd ver weg hoeft, wordt ons eens te meer duidelijk. Mijn invité en ik hebben ditmaal gekozen voor een lokaal restaurant op loopafstand. Vooral door de lovende kritieken van diverse buurtgenoten die het frequent bezoeken, staat de eetgelegenheid al wat langer op ons verlanglijstje. Het etablissement blijkt niet moeilijk te vinden en is centraal gelegen aan het schilderachtige plein voor de kerk en wordt omringd door drukbezochte tapperijen met gemoedelijke terrassen. Dat de complimenteuze beoordelingen niet overdreven zijn, wordt ons meteen duidelijk door het grote aantal rijwielen dat voor de lokaliteit gestald staat.

Bij binnenkomst valt ons gelijk de zeer oorspronkelijke inrichting op. Men heeft duidelijk gekozen voor een fifties american-diner uitstraling waarin formica, chroom en glas de boventoon voeren. Hoewel wij niet gereserveerd hebben lukt het ons een tafeltje met uitzicht op de volledig open keuken te bemachtigen. Ofschoon een rugleuning ontbreekt blijken de met fleurig skaileer bekleedde taboeretjes ronduit comfortabel. Van tafellinnen is gelukkig geen sprake, het zou jammer zijn het authentieke karakter van het meubilair aan het oog te onttrekken.

Verrassend genoeg heeft de uitbater gekozen voor een ietwat onorthodoxe wijze van bestellen. Gasten worden geacht de keuze van hun gerechten duidelijk te maken aan de chef zelf, die staande achter een uitstaltafel, het menu opneemt. Ook van een spijskaart is, enigszins onverwacht, geen sprake. De diverse gerechten zijn overzichtelijk gerangschikt op duidelijk leesbare tableaus boven de balie. Na enig wachten, de drukbeklante zaak vervult blijkbaar ook een take-away functie, lukt het onze keuzes door te geven. Door ontkennend te antwoorden op de vraag ‘inpakken?’ maken wij duidelijk dat we graag ter plekke willen tafelen.

Wachtend op onze couverts hebben we alle gelegenheid de markante inrichting te bewonderen. Op de wanden van fraai geglazuurde witte tegeltjes zijn door de binnenhuisarchitect op onregelmatige plaatsen posters geplaatst van regionale evenementen en wedstrijden van de lokale voetbalclub. Het ontbreken van lijsten en het veelvuldig gebruik van cellotape draagt bij aan het waarachtige karakter van het geheel. Boven de vitrine hangen verlichte armaturen met foto’s van diverse gerechten en schotels, kunstig door een artiest bewerkt zodat ze ietwat verschoten lijken.

Lang hoeven we niet te wachten op onze voorgerechten. De bediening, geheel in stijl gekleed in een wit voorschoot met daarop een speels dessin van bruine en gele vlekken, brengt mijn tafeldame een kleine huzarensalade van verse huzaren op een bedje van belegen sla, gelardeerd met kunstig gesneden schijfjes ei en tomaat. Het geheel is rijkelijk overgoten met een frisse versgetapte mayonaise en wordt geserveerd in een subtiel doorzichtig kunststof schaaltje met bijbehorend eetgerei. Zeer pittoresk en bijzonder smakelijk. Mijn keuze is uitgegaan naar de soep van de dag, toch vaak het visitekaartje van de ware meester-kok. Mij wordt een klassieke tomatensoep voorgezet waarin geroosterde gehaktballetjes zorgen voor de hartige touche en een bijzonder mondgevoel. Voor het decor is de consommé afgemaakt met flintertjes bieslook en een toefje peterselie. De velouté blijkt ongecompliceerd maar zeer smaakvol.

Bij onze tweede gang besluiten we ditmaal eens niet te vragen om de wijnkaart. Behalve dat de overdadige borrel van de avond tevoren ons nog enigszins parten speelt, willen we de verfijnde smaken van wat ons ongetwijfeld nog te wachten staat niet onder laten sneeuwen door zware wijnen. Mijn tafelgenote houdt het op een frisdrank met delicate accenten van citroenen, ikzelf besluit mezelf te trakteren op een smaakvolle pilsener van een regionale brouwer. Beide dranken worden, verrukkelijk gekoeld, vrijwel direct geserveerd in handige aluminium busjes met bonte opdruk die uitstekend passen bij de informele entourage.

De hoofdgerechten dienen opnieuw besteld te worden, een minpuntje in onze optiek, maar worden daarna vlot uitgeserveerd. Mijn gaste heeft gekozen voor een, verrassend op de kaart aanwezige, oriëntaalse bamischotel met spiesjes van geroosterd gevogelte. Het beeldschone tableau is opgesierd met een al dente gebakken spiegelei en een rijke keus aan ingelegde tafelzuren. De vleesspiesjes zijn misschien iets te well-done, maar royaal overgoten met een smeuïge en enigszins pikante pindasaus. Enige schijfjes luchtige kroepoek oedang vervolmaken het oosterse gerecht. Op ons verzoek vindt een flesje smaakvolle sojadressing al snel een weg naar onze tafel. De kwalificatie ’tongstrelend’ doet het gerecht bijna te weinig eer aan. Mijn keuze is gevallen op de licht gefrituurde julienne gesneden aardappeltjes met een ragout van gestoofd rundvlees. De aardappelsteeltjes blijken onberispelijk bereid, krokant gebakken met knapperige randjes en zijn aangenaam licht gezouten. Ze zijn overvloedig overgoten met een fluweelzachte hachee waarin uitgebalanceerde tonen van azijn, kruidnagel en laurierblad de boventoon voeren. Het vlees is perfect gegaard en enige fijngesneden zilveruitjes zorgen voor een subtiele bite. Het geheel wordt fijnzinnig geserveerd in een charmant en bovendien ecologisch verantwoord kartonnen kommetje met een allerliefst houten fourchette. Al met al een onstuimig feestje voor oog en mond.

Over de keuze van een nagerecht hoeven wij beiden niet lang na te denken. Het viel ons gedurende de maaltijd al op dat veel van de gasten kiezen voor een gerecht dat welhaast de specialiteit van het huis moet zijn. Wij besluiten dit goede voorbeeld te volgen en gaan dan ook voor het vanille-ijs met de krokante topping van ijskoude chocolade. De spannende combinatie wordt geserveerd in een vernuftig vervaardigd bakje van biscuit en de chocolade is op kunstige wijze over het ijs gedrapeerd. Heerlijk zoet en uitbundig van smaak, maar zeker niet plakkerig. Bij dit exquise nagerecht kunnen we niet anders dan vaststellen dat deze talentvolle chef alle lovende kritieken meer dan waarmaakt. Elk gerecht dat op tafel verschijnt is niet alleen een lust voor het oog, maar de smaken zijn rijk, uitdagend en perfect in balans. De prijs/kwaliteitverhouding is meer dan uitstekend en de charmante bediening is vriendelijk, efficiënt en zeer kundig. Een absolute aanrader voor de verwende fijnproever.

Frater(s)huis (4)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik twintig jaar lid van de  PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u een van onze ingezonden brieven (al dan niet geplaatst door de redactie…) in het Weekblad voor Deurne.

U zit zich nu vast al maanden af te vragen waarom u op deze plek niets meer van ons leest. Nu kan ik hier natuurlijk een hele lijst aan smoesjes neerpennen, maar de trieste waarheid is dat wij, net als u allemaal trouwens, weer eens veel te goed waren van vertrouwen. Wij gingen toen en gaan nu nog steeds uit van het goede in de mens en verwachten ook dat beloftes gewoon nagekomen worden. Eens temeer blijkt dat je met een dergelijke instelling, plat gezegd, toch wel regelmatig op je bakkes gaat. Ook in dit geval dus.

Natuurlijk hebben we niet de illusie dat onze speldenprikjes over het Fraterhuis op deze plek aanleiding waren voor de eigenaar zijn leven ineens te gaan beteren. Ons clubje heeft het best hoog in de bol, maar zoveel pretenties hebben wij nu ook weer niet. Uiteraard was het gewoon puur toeval dat, na een paar ingezonden stukjes van ons, de betreffende vastgoedboer geheel spontaan in de regionale schreeuwlelijk beloofde dat er binnen een half jaar serieus garen op de klos zou komen.

En wat is er na al die mooie toezeggingen, ruim zes maanden later, daadwerkelijk gebeurd met het inmiddels zwaar zieltogende Fraterhuis? Juist, ook u heeft dat zonder twijfel gezien; niets, nada, noppes, geen ene fluit. Het enige dat we uit de Visser mochten vernemen was dat soos Asteffekan, de directe buurman van het Fraterhuis, de spreekwoordelijke pijp aan Maarten gaat geven. Nu zijn wij niet zo van de complottheorieën. Enkelen van ons zijn er weliswaar heilig van overtuigd dat de maan gemaakt is van kaas, terwijl ikzelf er braaf zeker van ben dat de aarde plat is gelijk een pannenkoek en dat Elvis niet dood is en een frietzaak bestiert in Lierop, maar over het algemeen geloven wij niet zo in rare samenzweringen. Maar zeg nou zelf; het Fraterhuis stort ‘door omstandigheden waar wij helegaar niks aan kunnen doen’ in mekaar en Asteffekan gaat sowieso eind volgend jaar plat. Ligt daar dan voor een gewetenloze smeerlap een mooie kavel klaar voor alweer zo’n spuuglelijk appartementencomplex of niet?

Natuurlijk willen wij geen stemming maken en ook zijn we zeker niet van zins iemand te vertellen wat hij of zij moet doen of laten. Wel willen we u er vanaf deze plek even op attenderen dat we 16 maart aanstaande weer onze stem uit mogen brengen voor de samenstelling van onze Deurnese gemeenteraad. Wijzelf gaan er normaliter van uit dat het bij verkiezingen als deze niet zo gek veel uitmaakt welk hokje je rood kleurt; da’s iets van door de kat of de hond gebeten worden en zo. Juist daarom lijkt het ons erg verstandig dat u, voor u het stemhokje induikt, eens bekijkt wat de verschillende partijen van plan zijn te gaan doen aan die onverkwikkelijke poenschepper die het Fraterhuis een roemloze dood laat sterven om er zelf beter van te worden. Mocht u dit begin maart al lang vergeten zijn; geen nood, wij gaan u er tegen die tijd zeker nog een keer aan herinneren. Het ga u bijzonder, en ons ook.

Hengelen

Ik heb niks met vissen; op een ongemakkelijk campingstoeltje aan een zompig slootje je tijd verdoen met staren naar een drijvend stukje plastic is gewoonweg niet mijn ding. Ik moest daaraan denken toen ik deze week, op de achterbumper van de auto voor me, een sticker met de illustere tekst ‘ik hang ‘m in het water’ onder ogen kreeg.

Gelukkig stond er een afbeelding van een hengelaar bij, zodat over ’s mans eerzame bedoelingen geen twijfel bestond. Iemand met een smerige inborst, die daarbij ook nog eens zo visueel ingesteld is als ik, zou zich zomaar andere dingen in de kop kunnen halen nietwaar?

Nee, vissen is niks voor mij, vis des te meer. Een bezoek aan de weekmarkt is niet compleet zonder in ravigotesaus verzopen kibbeling en een haastig rondje over de kermis met aansluitend een heleboel rondjes in mijn stamkroeg doen mij tegen sluitingstijd bijna als vanzelf naar de viskraam wankelen voor een van olie druipende gebakken vis. Ook ben ik er stellig van overtuigd dat de almachtige God, nadat hij op de zevende dag gerust had, op de achtste dag wakker werd en eigenlijk meteen bedacht dat een, van zichzelf al overheerlijke, moddervette Hollandse Nieuwe nóg lekkerder is met een flinke portie uitjes. En nee, niet braaf in mootjes aan een prikkertje met zo’n bezopen vlaggetje, zelfs niet met een glaasje korenwijn ernaast; gewoon het rauwe haringlijkje bij de staart pakken, het hoofd achterovergooien en het kadavertje soepeltjes naar binnen laten glijden.

Laat het duidelijk zijn; ik heb helemaal niets tegen vissers; integendeel. Voor zover ik het kan bekijken zijn hengelaars over het algemeen zachtaardige, geduldige en vriendelijke mensen waarvan je niets te vrezen hebt. Tenzij je een forel of karper bent natuurlijk. Je kunt het stukken beroerder treffen; je zult maar een Limburger, een crimineel of, erger nog, een advocaat in je familie of vriendenkring hebben. Hiermee wil ik niet insinueren dat alle slecht Duitssprekende Belgen en alle wetsovertreders niet deugen, maar toch.

Met de bezigheid ‘sportvissen’ heb ik persoonlijk meer moeite. Eigenlijk zie ik er gewoon de lol niet van in zo’n beestje, dat niemand kwaad doet, aan een kram door zijn lip of door zijn gehemelte uit het water te hijsen. Sowieso lijkt me zo’n haak in je vlees bijzonder onprettig. Mocht u het willen proberen; ik stel graag een fors bemeten vleeshaak ter beschikking en ik ben eventueel ook nog wel bereid u hieraan op te takelen. Maar goed; daarna wordt het amechtig naar adem happende beest vastgepakt, iets wat het aan het krampachtig gespartel te zien niet echt lekker vindt, wordt de haak niet al te zachtzinnig verwijderd en wordt de stakker teruggegooid. Helemaal klaar voor de volgende ‘sportman’ die hem te grazen wil nemen. Ik heb hier stukken minder problemen mee als die vis na het vangen gewoon de pan in gaat. Ze springen daar niet vanzelf in wanneer je honger hebt, dus beesten uit het water trekken voor consumptie; daar kan ik dan weer wel prima mee leven. En mocht u nu eens een fors bemeten regenboogforel aan de haak krijgen en u heeft de vriezer nog vol liggen; aarzel dan vooral niet die bij mij af te geven. Het vangen is aan mij niet besteed, dat weet u inmiddels, maar het schoonmaken, bakken en vooral het verorberen gaat me uitstekend af.

Een brug te ver

Dan lees je in onze regionale ‘kwaliteitskrant’ dat er in Helmond dringend behoefte is aan nóg een brug over ‘de knaal’. De zevende maar liefst binnen één kilometer. Tuurlijk! Waar Eindhoven meent zich op te moeten stuwen in de vaart der volkeren met een megalomaan project als het volkomen nutteloos van de grond tillen van een kerk, denkt de metropool Helmond dat het aantal overspanningen bepalend is in de mondiale pikorde. Bruggen heb je nooit genoeg, net als treinstations.

Want aan stations geen gebrek, in ‘Hellimond’. Vier liggen er maar liefst, op kruipafstand van elkaar. Als je op een station achteraan in een stilstaande trein stapt en je loopt naar voren kun je op de volgende halte alweer uitstappen en wanneer je op de ene stopplaats een sigaret opsteekt beginnen ze op de eerstvolgende te hoesten.

Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de apparatsjik die in Catstown verantwoordelijk is voor verkeerszaken wild is op treintjes. Ik kan me zelfs zomaar voorstellen dat hij ’s avonds, na alweer een dag zwoegen voor de baas, op zijn zolderkamertje bergjes en tunneltjes van papier-maché boetseert, ingewikkelde rangeerterreintjes aanlegt en huisjes, boompjes en vooral stationnetjes in elkaar knutselt. En dat hij aan het eind van de avond zijn conducteurspet opzet, zijn spiegelei ter hand neemt, op zijn fluitje blaast (zachtjes natuurlijk, om zijn vrouw niet wakker te maken) en tevreden toekijkt hoe zijn locomotiefjes netjes stoppen bij ieder perronnetje.

Stoort mij die overdaad aan Helmondse stopplaatsen? Nee; niet in het minst. Dankzij mijn gruwelijke aversie tegen alles wat met openbaar vervoer te maken heeft, maak ik daar alleen gebruik van als het écht niet anders kan. Ik ben de gelukkige bezitter van een automobiel en mocht die onverhoopt dienst weigeren heb ik altijd nog een motorfiets achter de hand om, desnoods in de plenzende regen, te voorkomen dat ik me met het OV moet verplaatsen. Ik heb er dus ook vrijwel nooit last van dat treinmachinisten menen in Helmond om de paar honderd meter stil te moeten staan.

Wat mij wel dagelijks mateloos irriteert aan het Helmondse verkeersbeleid is de totale verkeerschaos die de stad over zichzelf afroept op de semi-snelweg die dwars door het provincieplaatsje loopt. Hoezo ‘dagelijks’? zult u zich nu waarschijnlijk afvragen. Jawel, sinds kort ben ik werkzaam in deze negorij en voordat u nu denkt dat het mij volledig in de bovenkamer is geslagen; ik zie dat als een vorm van ontwikkelingshulp.

Maar dit terzijde. Natuurlijk was, en is, het een volkomen absurd idee met een vierbaans autostrada het kattenmeppersdorp dat door het kanaal al in tweeën gedeeld was, nog eens een keer doormidden te snijden. Maar goed; het kreng ligt er nou eenmaal en we willen er iedere dag weer met z’n allen overheen. Droevig is wel dat is er in het lokale stadskantoor blijkbaar nog steeds niemand op het illustere idee gekomen is de doorstroming op die racebaan wat te verbeteren. Tussen Deurne en Eindhoven kom je welgeteld 19 verkeerslichten tegen die je zonder overdrijven ook gerust stoplichten mag noemen. Van het fenomeen ‘groene golf’ hebben de lokale verkeersconnaisseurs namelijk nooit gehoord, waardoor je telkens wanneer je net goed op gang gekomen bent weer vol in de ankers moet voor de volgende rode lamp. Iedere haringkar, oudijzerboer of hamburgerliefhebber die besloten heeft de weg over te steken roept subiet de totale verkeersstroom een onverbiddelijk halt toe, met alle tenenkrommende gevolgen van dien.

Het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat onderzoeken hebben uitgewezen dat de gemiddelde Helmonder dol is op het fijnstof en de uitlaatgassen van die enorme aantallen auto’s die om de paar honderd meter afremmen, stoppen en weer optrekken en al die kwalijke stoffen het liefst met diepe teugen inhaleert. Een andere reden voor deze al decennia voortdurende verkeersmalaise zou ik hier eigenlijk niet kunnen bedenken. Maar goed; onze treinfanaat heeft zich nu dus blijkbaar vol enthousiasme gestort op het verwezenlijken van een nieuw ideaal; nóg een brug over Het Kanaal erbij. Ik heb wel een (geheel gratis) suggestie voor deze beste man. Als je toch niet van plan bent de verkeersdoorstroming behoorlijk te regelen, leg dan een fatsoenlijke weg óm Helmond heen, sloop die miskleun die jullie vol trots Traverse noemen en gebruik het vrijkomend puin om die, inmiddels volstrekt nutteloze, sloot te dempen. Dat scheelt bruggen en vooral (mijn) ergernis.

Droesem

Mijn beste zwager is een wijndrinker. Dat ‘beste’ overigens, is geen overdrijving. Hoewel mijn broertjes en ik hem regelmatig melden dat ons zusje voor een paar luttele centimeters worst een heel varken in bed getrokken heeft, had ze het echt niet beter kunnen treffen. Maar goed; een ware wijnproever dus en het nuttigen van een flesje is voor hem dan ook een heel ritueel, wat begint bij het uitgebreid besnuffelen van de kurk en het inschenken van een minieme hoeveelheid, die vervolgens onder iedere denkbare hoek tegen het licht wordt gehouden. Na langdurig walsen wordt dan, met de neus onsmakelijk diep in het glas, gesnoven waarna een voorzichtig slokje langdurig gegorgeld, geslobberd en gespoeld wordt. En dan moet de eerste serieuze teug nog genomen worden. Na een glas of wat volgt dan de haast onvermijdelijke lofzang op de wijnboer en zijn maaksel.

Ik heb wel een beeld bij zo’n wijnboer. Het is altijd een knoestige, door de zon gelooide Frankrijker die meestal Gaston of Baptiste maar nooit Ilja heet en die in de zomer zijn vettig alpinopetje verruilt voor een strooien hoedje om, met een tangetje wat al zeventien generaties in de familie is, de gigantische trossen van de struiken te knippen. In grote rieten manden sjouwt hij die daarna naar een idyllisch kromgetrokken boerderijtje, waar ze door schaars geklede en vrolijk zingende meisjes met donkere krullen in grote houten kuipen blootvoets tot wijn vertrapt worden. In de avonduren zit de ambachtsman dan bij kaarslicht die wijn te gieten en kurken te stoempen in stoffige flessen, terwijl zijn morsig vrouwke de etiketten plakt. De hele winter, wanneer er toch weinig druiven te plukken zijn, besteedt de akkerbouwer dan aan het verzinnen van allerlei idiote superlatieven om zijn bocht aan de man te kunnen brengen.

Want daar wringt, om maar niet te zeggen knelt, nou mijn schoen. Deze week kwam ik, op de wijnkaart in een prima lokaal restaurant, weer zo’n omschrijving tegen die mijn pantalon tot een treurig dieptepunt liet afzakken. Ik wil hem u niet onthouden. ‘In de neus lentebloemen, grafiet, houtskool gerookt hout, wierook, bramen, blauwe bessen met hints van koffie en chocolade.’ Huh? Ik nodig u van harte uit in mijn fors bemeten reukorgaan te komen kijken, maar daar treft u dit soort zaken niet aan. Grafiet, houtskool, wierook, koffie, chocolade? We hebben het over wijn toch? Als ik zin heb in koffie of chocola, bestel ik die wel en wierook wil ik zelfs liever niet ruiken bij een begrafenis. Houtskool is voor de barbecue en van grafiet maken ze potloden.

Maar we zijn er nog niet. ‘In de mond is deze wijn onberispelijk gebouwd, met extravagant fruit en een ongelooflijke rijkdom in lagen. Tannines, hoewel nog steeds zeer zichtbaar, zijn zijdeachtig en hebben een fijne korrel.’ Nou geloof ik niet dat ik erop zit te wachten dat er in mijn mond gebouwd wordt, vooral niet in lagen en zeker niet met extravagant(?) fruit. De enige die zonder gevaar voor verlies van vingers in mijn mond mag wroeten is mijn tandarts en dat nog alleen wanneer de pijn echt niet meer te harden is. Bij de duidelijk zichtbare tannines, al hebben ze dan een fijne korrel, wil ik me geen voorstelling maken. Drijven die soms in schilferige brokjes aan het oppervlak? Tannine trouwens, is een soort looizuur, het goedje waar ze vroeger huiden mee looiden. Het is maar dat u het weet.

Ik ben geen wijndrinker, laat staan een wijnkenner. Ik geef de voorkeur aan frisgehopte en liefst wat zwaardere abdijbiertjes, die ook zonder allerlei slap gezever de weg naar mijn koelkast hebben weten te vinden. En natuurlijk heb ik wel eens een glas wijn gedronken. Ik vond het eigenlijk vooral lijken op druivensap met een scheutje alcohol. Best lekker, op een terrasje in de zon, in een longdrinkglas, met een ijsblokje.

Mocht u nou werkelijk het water in de mond gelopen zijn bij voorgaande beschrijving; het gaat hier om een Chateau Pichon Longueville Baron Deuxième Grand Crú Classé 2009 (tja, het beestje moet een naam hebben nietwaar) en hij kost net geen 300 euro. Het spul is bij uitstek geschikt om speklapjes mee te marineren voor op de barbecue.

Frater(s)huis (3)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik twintig jaar lid van de  PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u een van onze ingezonden brieven (al dan niet geplaatst door de redactie…) in het Weekblad voor Deurne.

Het zou natuurlijk veel te ver gaan om hier te beweren dat de eigenaar van het Fraterhuis een louche vastgoedschurk is met het morele besef van een brandnetel. Zeker niet nadat we deze week in het ED lazen dat de beste man nu toch écht, éérlijk waar, ik beloof ’t plechtig, geloof me op mijn blauwe ogen, van plan is over een half jaar al te beginnen met de restauratie. Potverdorie; hebben we hem hier toch al wekenlang voor vuile vis uit lopen maken, terwijl de goedbedoelende kloot achter de schermen druk doende was ons Fraterhuis te redden. Wij schamen ons diep.

Bovendien, misschien hadden we het inderdaad helemaal bij het verkeerde eind. Misschien moeten wij onze mening over de bezitter van de inmiddels trieste steenhoop aan de Visser wel bijstellen.

Misschien is hij in het groezelige wereldje van pandjesbazen en huisjesmelkers wel die ene uitzondering die de regel bevestigt. Misschien is hij wel net die enige fatsoenlijke tussen al het uitschot dat alleen geïnteresseerd is in snel knaken vangen. Misschien heeft hij wel net zo’n hekel als wij, aan vage racebaanprinsen en soortgelijk spuisgewaai. En héél misschien wilde hij ons Fraterhuis juist behoeden voor het ongegeneerd speculeren van dat soort deugnieten.

Waarom het nu dan toch op instorten staat? Nou, misschien had onze eerzame pandjesboer gewoon even niet de middelen om het pand op te knappen. Misschien ontbrak het deze brave borst even aan wat losse centjes om het rijksmonument in zijn oude luister te herstellen. Misschien had hij zijn portemonnee al omgedraaid voor goeie doelen als Red de gestreepte rietpieper of het Fonds ter ondersteuning van lactose intolerante dyslectische Oekraïners met haaruitval. Of misschien leende hij zijn hele vermogen uit aan een eerlijke maar armlastige advocaat en wachtte hij tot hij het terugkreeg. Of doneerde hij onbaatzuchtig zijn hele kapitaal aan de stichting die de ijzeren ringen in de neuzen van Papoea’s wil vervangen door roestvrijstalen exemplaren. Zou zomaar kunnen toch?

In dat geval zouden we hem nu natuurlijk best even de helpende hand toe kunnen steken en met z’n allen wat op zijn rekening kunnen storten, zodat hij nóg eerder aan de slag kan. Dat zouden we kunnen doen ja. Nu is het natuurlijk niet zo dat we hem zomaar zonder reden een onbetrouwbaar sujet vinden, maar wij wachten toch nog even met overmaken. We zijn namelijk razend benieuwd of er deze keer wél echt garen op de klos komt. U ook waarschijnlijk. Overigens denken wij wel dat we met z’n allen een oogje in het zeil moeten houden, om er voor te zorgen dat de komende maanden ‘baldadige jongeren’ het pand niet onverhoeds in de hens zetten. Dat zou toch wel bijzonder triest zijn voor de weldoener die nu zijn beste beentje voor gaat zetten. Niet dan? Afijn, het ga u bijzonder en ons ook.

Frater(s)huis (2)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik twintig jaar lid van de  PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u een van onze ingezonden brieven (al dan niet geplaatst door de redactie…) in het Weekblad voor Deurne.

Enkele weken terug schreven we al dat wij hier niet gaan schreeuwen dat de huidige eigenaar van het Fraterhuis aan de Visser een platte poenschepper is. Of een notoire geldwolf die het prachtige pand liever vandaag dan morgen tegen de vlakte ziet gaan. Net zomin kwekken we hier dat de hele Deurnese politiek bestaat uit slapers die krampachtig de andere kant op kijken en zich verschuilen achter regeltjes om maar niet in te hoeven grijpen. Of uit slapjanussen die straks opzichtig krokodillentranen gaan storten wanneer het majestueuze rijksmonument definitief in mekaar dondert. Niet dat dit alles niet waar zou kunnen zijn. Integendeel zelfs, maar wij hebben niet het lef om dit zomaar zwart op wit op papier te durven zetten. Er zouden zich zomaar tere zieltjes beledigd kunnen voelen nietwaar?

Bovendien; mogelijk schatten wij de vastgoedboer wel helemaal verkeerd in. Misschien is hij in zijn vrije tijd wel gewoon een fervent amateurastronoom. Misschien doet hij eigenlijk niks liever dan in de nachtelijke uurtjes de sterrenhemel bewonderen. En in dat geval zou het zomaar kunnen zijn dat hij opgemerkt heeft dat wij hier in Deurne toch wat jaloers zijn op buurgemeente Asten, dat ons de ogen uitsteekt met haar Jan Paagman Sterrenwacht. Wellicht heeft hij, begaan als hij is met het lokale welzijn, zelfs besloten ons ook hierin de helpende hand toe te steken. Mogelijk laat hij ons Fraterhuis helemaal niet opzettelijk verkommeren, maar wacht hij enkel nog op een vergunning (en dat kan zomaar even duren) om daar ook zo’n king-size telescoop te plaatsen. Een onbaatzuchtige geste om onze Peelgemeente te voorzien van een publiekstrekker die onze zieltogende toeristenindustrie een boost kan geven. In dat geval kunnen we het eigenlijk alleen maar toejuichen dat hij hiervoor alvast die grote gaten in het dak gemaakt heeft. We hopen u binnenkort weer te spreken, het ga u bijzonder en ons ook.

Frater(s)huis (1)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik twintig jaar lid van de  PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u een van onze ingezonden brieven (al dan niet geplaatst door de redactie…) in het Weekblad voor Deurne.

Iedere rechtgeaarde Deurnenaar krijgt natuurlijk spontaan buikpijn als hij of zij door de Visser komt en het Fraterhuis daar langzaam ziet verkommeren. Er is maar weinig over van het eens zo trotse onderkomen van de Fraters van Tilburg, die het onderwijs in Deurne van de schrale zandgrond tilden. Maar om nou te zeggen dat de huidige eigenaar een ordinaire zakkenvuller is die enkel wacht tot het rijksmonument(!) vanzelf in mekaar dondert om daarna op die plek spuuglelijke maar zeer lucratieve betonblokken te plempen; nee, dat durven wij nu ook weer niet.

Het zou namelijk ook zomaar kunnen zijn dat de brave ondernemer die het pand nu in zijn bezit heeft niet de zoveelste graaier is, maar gewoon een echte dierenvriend. Mogelijk heeft hij gezien dat over de hele wereld parken worden ingericht om soorten wiens habitat (mooi woord) gaandeweg verdwijnt voor ons nageslacht te behouden en heeft hij besloten zijn bescheiden steentje bij te dragen. Neushoorns in Afrika, walvissen in het poolgebied en knoflookpadden in Deurne; overal krijgen beestjes die met uitsterven bedreigd worden een veilig toevluchtsoord. En zo zou deze entrepreneur van onbesproken gedrag zomaar een bevlogen entomoloog (insectenkundige, ja wij moesten het ook opzoeken) in hart en nieren kunnen zijn. Vroeger prikte hij waarschijnlijk vlindertjes op piepschuim, maar nu wendt hij zijn eerlijk verworven kapitaal én ons Fraterhuis aan om sympathieke kruipertjes als boktorretjes en houtwormpjes voor verdwijning te behoeden.

Deze man verdient dus niet meteen onze hoon en kritiek, maar misschien wel een legpenning of zo. In een mooi houten doosje waarin je, als je goed luistert, beestjes hoort knagen. Net als in de ooit solide balken van het Fraterhuis. Het zou overigens zomaar kunnen zijn dat u op deze plek hierover nog vaker van ons leest. Het ga u bijzonder, en ons ook.