Skip to main content

Mijn beste zwager is een wijndrinker. Dat ‘beste’ overigens, is geen overdrijving. Hoewel mijn broertjes en ik hem regelmatig melden dat ons zusje voor een paar luttele centimeters worst een heel varken in bed getrokken heeft, had ze het echt niet beter kunnen treffen. Maar goed; een ware wijnproever dus en het nuttigen van een flesje is voor hem dan ook een heel ritueel, wat begint bij het uitgebreid besnuffelen van de kurk en het inschenken van een minieme hoeveelheid, die vervolgens onder iedere denkbare hoek tegen het licht wordt gehouden. Na langdurig walsen wordt dan, met de neus onsmakelijk diep in het glas, gesnoven waarna een voorzichtig slokje langdurig gegorgeld, geslobberd en gespoeld wordt. En dan moet de eerste serieuze teug nog genomen worden. Na een glas of wat volgt dan de haast onvermijdelijke lofzang op de wijnboer en zijn maaksel.

Ik heb wel een beeld bij zo’n wijnboer. Het is altijd een knoestige, door de zon gelooide Frankrijker die meestal Gaston of Baptiste maar nooit Ilja heet en die in de zomer zijn vettig alpinopetje verruilt voor een strooien hoedje om, met een tangetje wat al zeventien generaties in de familie is, de gigantische trossen van de struiken te knippen. In grote rieten manden sjouwt hij die daarna naar een idyllisch kromgetrokken boerderijtje, waar ze door schaars geklede en vrolijk zingende meisjes met donkere krullen in grote houten kuipen blootvoets tot wijn vertrapt worden. In de avonduren zit de ambachtsman dan bij kaarslicht die wijn te gieten en kurken te stoempen in stoffige flessen, terwijl zijn morsig vrouwke de etiketten plakt. De hele winter, wanneer er toch weinig druiven te plukken zijn, besteedt de akkerbouwer dan aan het verzinnen van allerlei idiote superlatieven om zijn bocht aan de man te kunnen brengen.

Want daar wringt, om maar niet te zeggen knelt, nou mijn schoen. Deze week kwam ik, op de wijnkaart in een prima lokaal restaurant, weer zo’n omschrijving tegen die mijn pantalon tot een treurig dieptepunt liet afzakken. Ik wil hem u niet onthouden. ‘In de neus lentebloemen, grafiet, houtskool gerookt hout, wierook, bramen, blauwe bessen met hints van koffie en chocolade.’ Huh? Ik nodig u van harte uit in mijn fors bemeten reukorgaan te komen kijken, maar daar treft u dit soort zaken niet aan. Grafiet, houtskool, wierook, koffie, chocolade? We hebben het over wijn toch? Als ik zin heb in koffie of chocola, bestel ik die wel en wierook wil ik zelfs liever niet ruiken bij een begrafenis. Houtskool is voor de barbecue en van grafiet maken ze potloden.

Maar we zijn er nog niet. ‘In de mond is deze wijn onberispelijk gebouwd, met extravagant fruit en een ongelooflijke rijkdom in lagen. Tannines, hoewel nog steeds zeer zichtbaar, zijn zijdeachtig en hebben een fijne korrel.’ Nou geloof ik niet dat ik erop zit te wachten dat er in mijn mond gebouwd wordt, vooral niet in lagen en zeker niet met extravagant(?) fruit. De enige die zonder gevaar voor verlies van vingers in mijn mond mag wroeten is mijn tandarts en dat nog alleen wanneer de pijn echt niet meer te harden is. Bij de duidelijk zichtbare tannines, al hebben ze dan een fijne korrel, wil ik me geen voorstelling maken. Drijven die soms in schilferige brokjes aan het oppervlak? Tannine trouwens, is een soort looizuur, het goedje waar ze vroeger huiden mee looiden. Het is maar dat u het weet.

Ik ben geen wijndrinker, laat staan een wijnkenner. Ik geef de voorkeur aan frisgehopte en liefst wat zwaardere abdijbiertjes, die ook zonder allerlei slap gezever de weg naar mijn koelkast hebben weten te vinden. En natuurlijk heb ik wel eens een glas wijn gedronken. Ik vond het eigenlijk vooral lijken op druivensap met een scheutje alcohol. Best lekker, op een terrasje in de zon, in een longdrinkglas, met een ijsblokje.

Mocht u nou werkelijk het water in de mond gelopen zijn bij voorgaande beschrijving; het gaat hier om een Chateau Pichon Longueville Baron Deuxième Grand Crú Classé 2009 (tja, het beestje moet een naam hebben nietwaar) en hij kost net geen 300 euro. Het spul is bij uitstek geschikt om speklapjes mee te marineren voor op de barbecue.