Ik rijd motor. Herstel; ik bezit een motor. Ik leg op dat ding namelijk lang niet meer het benodigde aantal kilometers af dat mij nog zou kwalificeren als een waar motorrijder. Gevoelig zitvlees dat al protesteert wanneer ik me een kilometer of wat buiten mijn woonplaats waag, krakkemikkige gewrichten die beginnen te zeuren nadat ik een paar keer mijn koppelingshandle ingetrokken heb, maar vooral mijn alles overheersende gemakzucht doen mij meestal plaatsnemen in de zachtleren fauteuil van mijn vierwieler.
Jawel, dat leest u goed; ik bezit een voiture met geheel lederen bekleding. De aanwezigheid van de gelooide koeienhuiden was helaas ook de voornaamste reden dat ik, in het geheel niet gehinderd door enige technische kennis of financiële expertise, overging tot aanschaf ervan.
Wanneer u nu het idee mocht hebben dat ik de gelukkige bezitter ben van een luxueuze brandstof slurpende Amerikaanse veelcilinder, of van een weelderig met notenhout ingelegd automobiel van Angelsaksische origine moet ik u teleurstellen. Ook een van de wonderen van de hedendaagse Japanse of Koreaanse technologie treft u voor mijn deur niet aan. Om het rijtje dan maar compleet te maken; Fransen en Italianen zijn misschien goed in allerlei zaken die bijdragen aan het mondiaal welbevinden, maar het vervaardigen van deugdelijke auto’s en motoren behoort daar niet toe. Vandaar dat ik mij angstvallig verre houd van al hetgeen deze stokbrood- en pizzabakkers op het gebied van mobiliteit, tegen beter weten in, menen te moeten voortbrengen.
Mijn keuze valt dus sinds jaar en dag, en tot volle tevredenheid, op een Germaans vehikel. De Teutoonse donderkoets die tegenwoordig mijn oprit siert, heeft de stemgerechtigde leeftijd reeds lang bereikt, heeft het aantal af te leggen kilometers dat de fabrikant eertijds voor ogen had al ruimschoots overschreden en draagt nadrukkelijk de sporen van onregelmatig onderhoud en een dramatisch gebrek aan wasbeurten. Enkel de nooit aflatende zorgen van mijn favoriete lokale sleutelkoning (vriend!) behoeden mijn mirakel van Pruisisch vernuft voor een enkele reis richting sloophamer.
Nu vind ik sowieso het poetsen van een auto een van de meest zinloze bezigheden die ik ken; ikzelf bevind mij voornamelijk binnen in het koetswerk, gelukzalig omgeven door het gansch lederen interieur, en heb daar verder weinig boodschap aan de buitenzijde. Ook kijk ik enkel om, na het uitstappen, om te zien of de verlichting mijn wrakke accu mogelijk nog aan het leegtrekken is en niet om mijn statusblik nog even bewonderend te aanschouwen.
Maar goed; ik begon dit stukje met vertellen dat ik de gelukkige bezitter ben van een motorrijwiel. Helaas belet het maximale aantal woorden van een blogje als dit, iets waar mijn vriendin op blijft hameren, hier verder over uit te weiden. Een volgende keer vertel ik u daar meer over. Beloofd.