Skip to main content

Gisteren las ik in de krant, prominent op pagina twee zelfs, dat de Paus verdrietig is. Aanvankelijk was ik erg tevreden over het feit dat de kerkvorst zodanig begaan is met het lot van de wereld dat hij er zwaar van ondersteboven is. Dat duurde maar even; in het artikel werd gemeld dat de kerkvader zwaar in de put zit omdat een wereldvreemde potentaat een protserig paleis in zijn verwegland om wil bouwen tot moskee. Natuurlijk heb ik compassie met het emotionele welzijn van de geestelijk leider van een dikke miljard wereldburgers, maar ik vroeg me toch af of de beste man zich, zeker in deze tijd, niet beter ergens anders druk over kan maken.

Ik heb een wat vreemde relatie met de Rooms-Katholieke Kerk. Zonder er ooit bij stil te staan vul ik nog steeds braaf ‘rk’ in als mij gevraagd wordt mijn geloofsovertuiging aan te geven. En waarom eigenlijk? Want laten we vooropstellen; ik loop de deur zeker niet plat bij de imposante kerk met het formidabele Smitsorgel in mijn woonplaats. Integendeel. Maar de enkele keer dat ik daar binnenwandel loop ik er altijd ook weer met een goed gevoel naar buiten. De serene rust daarbinnen verdrijft de voortdurende storm in mijn kop een beetje, de haren op mijn armen gaan recht overeind staan als ik het orgel hoor en ik mag graag luisteren naar wat er vanaf de kansel verteld wordt.

Nu is het beslist niet zo dat ik klakkeloos al die verhalen uit het Nieuwe Testament voor waar aanneem. Het lijvige boekwerk werd geschreven eeuwen nadat de hoofdpersoon leefde en lang nadien nog talloze malen naar eigen believen ingekleurd door allerlei direct belanghebbenden. Er zitten plat gezegd passages in die ik even onwaarschijnlijk acht als hetgeen door de gebroeders Grimm eeuwen later werd neergepend.

Ontken ik daarmee dat de held in die verhalen bestaan heeft? Nee hoor. Wie ben ik om dat te kunnen beweren? Ikzelf denk, en dat mag ik dan weer wel volgens mij, dat er in het begin van onze jaartelling in het toen al roerige Midden-Oosten iemand rondgelopen heeft die mogelijk tot een, misschien wel geweldloze, opstand heeft aangezet tegen de wrede Romeinse bezetters. En dat hij, niet geheel ondenkbaar, daarvoor door diezelfde onderdrukkers veroordeeld werd tot een gruwelijke dood. Of hij al dan niet de zoon van God was is voor mij persoonlijk minder relevant. Over het bestaan van een god mag ieder zijn eigen mening hebben en de mijne houd ik graag voor mezelf. Wat ik wél denk is dat hij blijkbaar een bijzonder aansprekend persoon was, die zodanig indruk maakte op zijn volgelingen, dat nog lang na zijn dood verhalen over hem de ronde deden.

En uiteraard werden die verhalen allengs steeds sensationeler en daarmee ook onwerkelijker. Wij mensen hebben nu eenmaal de neiging ieder verhaal dat we doorvertellen wat aan te dikken, zeker als het gaat over iemand die we bewonderen. Als je dat maar lang genoeg blijft doen, wordt ieder relaas natuurlijk steeds fantastischer. Maar hoe onwaarschijnlijk die vertellingen ook werden, de onderliggende boodschap bleef overeind. En die werd volgens mij nooit mooier verwoord dan door mijn ex-schoonvader in zijn malse Brabants; ‘ge moet gewoon goe zijn vur oewen evemens’. En met dat credo kan ik prima leven.

Het is dan ook niet die boodschap die mij tegenstaat, zeker niet. Dat is voor mij beslist wél het instituut; de Chiesa Cattolica SLR, oftewel de Katholieke Kerk BV. En ik wil het hier niet hebben over wat deze organisatie in de loop der eeuwen al dan niet verkeerd gedaan heeft en op welke wijze die zich al dan niet verrijkt heeft. ‘The past is a foreign country; they do things differently there’, nietwaar? Maar in mijn optiek, en ook dit is weer strikt persoonlijk, wordt de directie ervan nog steeds gevormd door behoorlijk wereldvreemde heren op leeftijd, die vanuit een ivoren toren hun geestverwanten vertellen wat wel en vooral wat niet mag, op basis van door de tijd achterhaalde reglementen.

Maar laat ik nu wel even duidelijk zijn: ik heb het in deze hele tirade pertinent niét over onze lokale zielenherder, die ik zelf bijzonder hoog heb zitten. Dat blijkt telkens weer een bevlogen kerel te zijn, die zich het vuur uit de sloffen loopt voor het welzijn van zijn goegemeente en nadrukkelijk ‘met zijn poten in de klei staat’.

Dat vrouwen nog steeds nauwelijks een rol van betekenis hebben bij de multinational vind ik zondermeer onverteerbaar. Nog steeds lijken het in de ogen van de almachtige kerk tweederangsburgers te zijn, ongeschikt een verheven ambt te bekleden. Da’s behoorlijk passé toch? En vanuit hetzelfde perspectief: ook het celibaat is behalve onmenselijk ook niet meer van deze tijd, denk ik zo. Je zou toch zeggen dat zelfs de katholieke hotemetoten geleerd zouden moeten hebben van het verleden. En ja; ik weet dat alle geestelijken er zelf voor kiezen, maar viriele jonge kerels veroordelen tot een seksloos leven en ze daarbij ook nog eens een rol toedichten in de opvoeding van kinderen? Da’s toch vragen om moeilijkheden? De hoog gemijterde heren op het hoofdkantoor in Rome lijken aan dit soort zaken nog steeds geen boodschap te hebben en blijven stug volharden in hun tot de draad versleten dogma’s. Toch raar voor een club die last heeft van ernstige leegloop en zich naar mijn idee toch eens wat anders zou moeten profileren. En weer kon niemand het mooier zeggen dan mijn ex-schoonvader (god hebbe zijn ziel, wat erg mooi is in dit kader toch?): ‘Die daor bove hì ’t goe mì ons vur, mer hij hì veul kòòj grondperseneel’. De spijker op z’n kop lijkt me zo.