Ook ik kijk televisie, weliswaar zo min mogelijk en vaak niet eens van harte, maar eerlijk is eerlijk; ook ik bezie, comfortabel zittend op mijn rug, met enige regelmaat alle ellende die de omroepen over ons uitstorten. Gelukkig spendeer ik nog steeds meer tijd voor mijn beeldscherm dan voor de beeldbuis, maar mocht Mad Max voor de twaalfde keer herhaald worden of Fawlty Towers nog eens integraal op het scherm verschijnen, ga ik er toch maar weer voor zitten. Bij dat soort gelegenheden probeer ik er dan maar meteen een persoonlijk feestje van te maken met een passend hapje en een drankje(s).
Nu is mijn ongeluk, of geluk zo u wilt, dat ik een absolute beelddenker ben. Bovendien ben ik een afgrijselijk hypochonder zodat ik nog dagenlang kuchend, krakend en klagend door het leven ga na het zien van programma’s waarin allerlei aandoeningen uitgespit worden. En dat soort shows wordt juist steeds populairder, zo lijkt het wel. Ik kan de knop niet omdraaien of ik word overspoeld door witgejaste lieden die de huiveringwekkendste kwalen tot het laatste bloedstollende detail menen te moeten tonen, of die met satanisch genoegen de meest vreselijke karbonkels leegknijpen. Nu zijn er vast mensen die dat fantastisch vinden, denk ik. Anders zou het nooit uitgezonden worden nietwaar? Ik dus niet. Ik voel enkel het ene na het andere orgaan langzaam de geest geven en de volgende puist zijn witgepunte kop opsteken.
Dit soort programma’s zijn logischerwijs niet aan mij besteed, dat zult u begrijpen, en die mijd ik dan ook angstvallig. Ik beperk me dus meestal tot de eerste drie knoppen op mijn afstandsbediening of wend me tot een buitenlandse zender die zich toespitst op het uitzenden van droefgeestige Britse series van het ergste soort. Echter; wat ik ook daar niet in de hand heb zijn de reclames. De ene na de andere buitelt ook daar onverwachts over het scherm en voor vluchten of snel wisselen van kanaal ben ik in de regel te laat.
Zo keek ik een dezer dagen naar een aflevering van New Tricks, een enigszins deprimerende Engelse detective waarin het altijd lijkt te regenen, toen het noodlot wederom toesloeg. Omdat ik nu eenmaal ingesteld was op een avondje niet nadenken en wezenloos bankhangen, had ik mezelf getrakteerd op een aangenaam wijntje op kamertemperatuur en een zo van de plank druipend Frans schimmelkaasje. ‘Helemaal niks mis mee’, zegt u nu waarschijnlijk, en dat was ook zo. Tenminste; tot het moment dat de reclame mij een probaat middel tegen vaginale schimmel voorschotelde. Een ware bezoeking voor een visueel ingesteld persoon als ikzelf. Ik bezag mijn wit uitgeslagen stokbroodbeleg ineens in een heel ander daglicht, dat snapt u misschien wel. De wijn heb ik die avond nog soldaat kunnen maken, dat gelukkig wel, met een solide borrel er achteraan om de vreselijke beelden in mijn hoofd niet mee naar bed te hoeven nemen, maar de kaasplank bleef angstvallig onaangeroerd.
En natuurlijk ga je er dan steeds meer op letten, met alle ellendige gevolgen van dien. Het resultaat is alleszins bedroevend. Bij reclames voor hoestsiroop begin ik al te piepen en mijn blaas speelt op bij iedere voorbijkomende incontinentieluier. De veelgeprezen comfy-balls boxershorts doen mij vertwijfeld naar mijn kruis grijpen en mijn, steeds zichtbaarder wordende maar verder kerngezonde, hoofdhuid begint spontaan te jeuken bij antiroosshampoos.
Toch valt dit alles in het niet bij de reclameboodschap van de een of andere autoruitenreperateur die sinds kort mijn treurbuis teistert. Ik wil beslist de ho-bi-gemeenschap niet schofferen, maar ‘ieder sterretje scheurt een keer door’ doet mijn zitcomfort in elk geval geen goed.