Skip to main content

Gisteren was ik in Utrecht. Regelmatig laat ik me daar, door iemand die wél echt kan schrijven, bijspijkeren in het schrijven van dit soort onzinnige stukjes. Trekken aan een dood paard zult u denken en waarschijnlijk heeft u gelijk, maar ik ben koppig van aard en bovendien bijzonder hardleers. Twee deuren verder dan het futloze jaren zestig-pand waarin ons klaslokaal, driehoogachter boven een zieltogende matrassenboer, is gevestigd bevindt zich -schrik niet- De Pindakaaswinkel.

Daar heb ik mijn volledige verstand staan vergapen aan een etalage die letterlijk volgetast was met -u raadt het al- pindakazen in alle denkbare bruintinten, soorten en smaken. Een vraag kwam bij mij op, terwijl ik staarde naar pindakaas met sperzieboontjes en pindakaas met stukjes acaciahout. Wat bezielt iemand in hemelsnaam een winkel in pindakaas te beginnen?

Waren het onverwerkte jeugdtrauma’s? Wil de uitbater iedere dag weer herinnerd worden aan de droge sneetjes met de aan de randjes wat uitgedroogde bruine kledder die hij dagelijks in zijn boterhammentrommeltje aantrof? Stond bij deze pindakaasdealer vroeger soms het volledige assortiment van de Ruijter op de ontbijttafel, maar ontbrak steevast het glazen potje met het bruine dekseltje? Is hij er misschien helemaal niet groot en sterk van geworden en speelt hem dat nog dagelijks parten? Zou allemaal toch zomaar kunnen?

Of zou deze multinational in spe zich simpelweg af willen zetten tegen de firma Calvé, die in al die decennia van haar bestaan op het gebied van productinnovatie niet verder kwam dan het toevoegen van onduidelijke brokjes die door moeten gaan voor stukjes noot? Is deze creatieve aardnootvermaler misschien een aangetrouwde achterneef van de Amerikaanse president en pindaboer Jimmy Carter en kan hij de peulvruchten (jawel!) voor een schappelijk prijsje verwerven? Vergezocht, ik weet ‘t, maar toch. Me verbazend over pindakaas met grove split en pindakaas met konijnenoogjes, kwam ik tot de volgende enigszins logische verklaring: Deze kleingrutter was, voor hij deze nering begon, langdurig werkeloos en zeer armlastig en zinde op manieren op eerzame wijze een royaal besmeerde boterham te verdienen. Op een ochtend heeft hij bij het aanschouwen van zijn, door onvoldoende en ongezonde voeding dun geworden, ontlasting gedacht: That’s it! Pindakaas!