Skip to main content

“Je moet eens komen kijken bij onze rommelmarkt, da’s net iets voor in die rare stukjes van jou”, zei mijn dartmaat, terwijl hij met de zoveelste gelukstreffer alweer een spelletje uitgooide. Natuurlijk wist ik van de vlooienmarkt van de lokale scouting, op tweede pinksterdag. Al wekenlang leek iedere lantaarnpaal in het dorp overeind te worden gehouden door manshoge borden die er reclame voor maakten. Zonder te happen op zijn speldenprik, bestelde ik het verspeelde rondje en besloot zijn uitnodiging te accepteren.

Zodoende zat ik ineens op maandagochtend aan een bekertje waterige koffie in het honk van de scouting, tussen een horde in frisgroen gestoken puisterige pubers en enkele rijk gedecoreerde, maar uitgeblust ogende leiders die vergeefs trachtten hen in toom te houden. Toen de verkenners naar buiten gedirigeerd waren om de laatste voorbereidingen te treffen, praatte het dartwonder me bij. “Als de hekken opengaan, da’s eigenlijk gewoon het mooiste”.

Ik had geen idee wat hij bedoelde, maar toen we later, na nog meer koffie en twee gevulde koeken, naar buiten kuierden werd alles duidelijk. Voor de nog gesloten toegangspoort verdrong zich een menigte, mannen en vrouwen, zodanig dat het toch solide hekwerk wel leek op te bollen. Druk gebarend en elkaar met bliksemende ogen opzij duwend, streden ze om die ene plek die een onbelemmerde doorgang richting koopwaar zou moeten garanderen.

Mijn maat stootte me aan: “Nu, let op”. Op veilige afstand keken we toe hoe een verkenner met ware doodsverachting het hangslot verwijderde, waarop de meute als één man naar voren dromde. De poort zwiepte open en sloeg met een metalig geluid tegen het hekwerk terwijl de kooplustigen zich op de kraampjes stortten. “Ze kopen alles met een stekker” klonk het smalend naast me. En inderdaad, al vrij snel verlieten de eerste koopjesjagers weer het marktterrein, zonder uitzondering in het bezit van een of meer elektrische apparaten. “We hebben wel eens een kabel vastgemaakt aan een blok haardhout; die was gelijk weg voor vijf euro”. Hij grinnikte vilein.

Naar huis fietsend bedacht ik zo dat ik vast nog wel enkele elektriciteitssnoeren had liggen en ook nog wel wat kachelhout.