Skip to main content

Column in het Weekblad voor Deurne, 23-05-2024

Eerdaags ga ik met mijn zusje en broers een paar dagen weg; lekker met z’n vijven een weekendje naar de Belgische kust. ‘Boeien, maar niet echt’ zult u nu denken, en waarschijnlijk heeft u gelijk. Maar goed; u bent nu eenmaal begonnen met lezen, dus bijt nu maar even door. Dik vijftig jaar geleden kwamen wij daar al, op vakanties met onze ouders, en we gaan kijken of het sentiment van toen nog terug te vinden is. In het midden van de vorige eeuw, ver vóór het goedkope vliegtuigtoerisme, was de Çote Apricot, zoals het lokale ‘bureau de tourisme’ trots afficheerde, dé plek waar zonaanbidders die goed bij kas zaten gezien wilden worden.

Ons huishouden kwam er een tiental jaren later, toen het verval al zichtbaar was en de prijzen enigszins op te brengen waren. En ieder jaar was ik er voor we vertrokken, op z’n zachtst gezegd, niet zo kapot van. Zo’n takke-eind rijden (in mijn beleving) naar een plek waar uiteindelijk net zo weinig te beleven viel als thuis. Of waar dan ook. Het kwam gewoon neer op je vervelen, maar dan ergens anders. Wat deed het er toe waar je je boeken en strips las toch? En dat breedste strand van West Europa, wat mijn vader ieder jaar enthousiast memoreerde, boeide me zowiezo matig. Je moest een eind lopen om bij de waterlijn te komen en als je dan eenmaal in dat water lag moest je verdraaid goed uitkijken voor de gemeen stekende kwallen die er ronddreven. En die waren er genoeg, zo bleek wanneer het strand droogviel en je om de paar meter de kans liep in zo’n aangespoelde hoop snot te trappen. Het ondiepe water beviel me verder wel want joekels van haaien kwamen er niet voor; de kans dat je überhaubt door een haai wordt opgevreten is maar één op gruwelijk veel natuurlijk, maar je zal maar net die ene zijn nietwaar?

Maar altijd viel het mee als we eenmaal daar waren. Elk ontbijt was lekkerder dan thuis, na het avondeten een half uurtje skelteren op de boulevard geweldig en het ijs bij de decadente ijssalon Verdonck verrukkelijk. En toen ik een jaar of vijftien was maakte mijn eerste échte vakantieliefde, de pronte Vlaamse deerne die bij de inmiddels lang verdwenen boulangerie werkte, alles veel meer dan goed natuurlijk.

Het ga u bijzonder en mij ook.