Skip to main content
All Posts By

cees

Wie schrijft…

Column in het Weekblad voor Deurne, 23 juni 2022

Wanneer ik ‘s morgens de regionale jokkebrok van de deurmat opraap heb ik niet altijd zin het leed van de hele wereld over me uitgestort te krijgen. Meestal blader ik dan door naar de pagina met ingezonden brieven. Da’s de vermakelijkste van de hele krant en wordt gevuld door pisnijdige lezers die frustraties in vaak heerlijke bewoordingen van zich af schrijven. Hondenpoep, fietspaden en vooral schrijffouten van anderen zijn populaire onderwerpen, maar ook oorlog in Oekraïne scoort goed. Deze week ging een briefschrijver er weer helemaal op los.

Nou kan ik me indenken hoe zo’n brief tot stand komt, na een avond met alweer zo’n trieste reportage op TV. Gezeten op de rand van het bed in zijn flanellen pyjama, zegt hij (jawel, het zijn merendeels mannen) tegen zijn vrouw: “Dit kan zo niet langer, ik schrijf een brief naar de krant.” De volgende morgen neemt hij een extra kopje koffie bij zijn beschuitje jongbelegen en gaat hij met de laptop aan de keukentafel zitten. Knarsetandend maakt hij daar de Russische president en zijn trawanten, in zorgvuldig gekozen maar niet mis te verstane woorden, uit voor vuile vis en sommeert hen subiet de vijandelijkheden te staken. Met vette rode letters, veel uitroeptekens en natuurlijk alles in hoofdletters. Wanneer hij dan na het verzenden van de mail de laptop dichtklapt heeft hij de neiging stoer op de grond te spugen. Tevreden houdt hij de volgende dag zijn eega de krant onder de neus. Zo, dat zal ze leren!

De kans dat Vladimir Poetin dit schrijfsel in een geitenblaadje als het Eindhovens Dagblad onder ogen krijgt is niet zo groot, ik weet ‘t. Toch mag ik me graag voorstellen hoe een kolossale met medailles behangen generaal diens kantoor binnenstormt, het krantje op het immense bureau neersmijt en met bevende vingers het stukje aanwijst. Waarna Vlad de Verschrikkelijke, lijkbleek en met trillende onderlip, alle marsorders verscheurt en met tranen in zijn staalblauwe ogen het bevel geeft de totale Russische strijdkrachten te ontmantelen. Of zoiets. Maar goed, de volgende regel is niet bestemd voor mijnheer Poetin.

Het ga u bijzonder en mij ook.

Auw!

Column Weekblad voor Deurne 09-06-2022

Ik heb schrik van de tandarts. Zo, weet u dat ook weer. En da’s niet omdat mijn tandarts een vreselijke kerel is. Integendeel; hij is een vriendelijke en correcte gast waarmee ik graag van doen heb. Bovendien is hij de bezitter van de mooiste auto van Deurne en dat doet hem nóg meer stijgen in mijn achting. Toch krijg ik liever een inwendig onderzoek van een bonkige betonvlechter met handen als kolenschoppen, dan dat ik bij hem in de tandartsstoel moet gaan liggen. Logisch gevolg hiervan is dat we elkaar maar zelden zien.

Maar goed; deze week moest ik in Amsterdam zijn. Noodgedwongen, dat begrijpt u. Zomaar voor de lol wil geen weldenkend mens daarheen. Nu leerde een eerder bezoek me al dat parkeren daar een heilloze missie is, dus ik besloot met de trein te gaan. Helemaal tegen mijn principes, ik weet het, maar nood breekt wet. Zodoende zit ik op een doordeweekse ochtend in de intercity naar 020. En tegenover mij zit zowaar mijn tandarts te bladeren in de Metro. Uiteraard zeg ik hem vriendelijk goeiedag. Hij kijkt een beetje verstoord op en wijst naar het raam waarop met koeienletters ‘stiltecoupé’ staat. Ik knik en steek mijn duim op.

Terwijl ik naar buiten staar, ga ik onwillekeurig met mijn tong langs mijn gebit. Het ravijn dat overbleef nadat vorige week een halve vulling in een toffee bleef plakken, is best gevoelig. Dus ik maak van de unieke gelegenheid gebruik, tik mijn overbuurman op zijn knie en maak het universele gebaar van tandpijn; hand tegen m’n wang in combinatie met een pijnlijke grimas. Hij fronst niet-begrijpend zijn wenkbrauwen. Ik besluit het nog duidelijker te maken; ik buig me voorover, sper mijn mond wagenwijd open en wijs naar de boosdoener in kwestie. Belangstellend kijkt hij in de spelonk recht voor zijn neus. Hij lijkt na te denken over een behandeling, maar fluistert dan: “Ik denk niet dat ik u kan helpen, ik ben begrafenisondernemer.” Ik verontschuldig me dommig lachend. Als een boer met kiespijn.

Morgen toch mijn tandarts maar eens bellen. Of overmorgen. Of misschien gaat het vanzelf wel over.

Het ga u bijzonder en mij ook.

Plaatjes vullen geen gaatjes.

Column in het Weekblad voor Deurne 25-05-2022

Soms zie ik iets voorbijkomen waarvan mijn tenen krullen. Figuurlijk gesproken uiteraard. Deze week las ik dat de Universiteit van Leiden een onderzoek faciliteert naar kinderprentenboeken. Plaatjesboekjes voor kinderen ja. Dus ook de Donald Duck en zo. Hieruit blijkt, hou je vast: ‘Dat er voornamelijk zoogdieren in voorkomen, wat geen realistische afspiegeling geeft van de soortenrijkdom. Dieren worden vaak abstract of onrealistisch afgebeeld en dat alles kan de jeugd een scheef beeld geven van de diversiteit aan leven.’

Tju toch! Nu snap ik ook waarom ik zelf zo’n verknipte kijk heb op de dierenwereld. Tot voor kort dacht ik nog dat alle eenden matrozenpakjes dragen en in rode autootjes rondrijden. En dat alle vossen Lowieke heten en beukennootjes eten in een praathuis en dat iedere bever er met zijn broer een klussenbedrijf op na houdt. Mijn wereld stortte in toen ik erachter kwam dat niet alle kuikens permanent rondlopen met een eierschaal op hun hoofd en ik ben de ontdekking nooit te boven gekomen dat olifanten helemaal niet kunnen vliegen met hun oren. Er is dus een hoop wat je mij niet kwalijk kunt nemen; da’s allemaal de schuld van het (voor)leesvoer van mijn jeugd. 

Maar goed, waarschijnlijk liggen er dus binnenkort kinderboeken in de schappen met realistische plaatjes van niet-slissende slangen die varkentjes zonder zwembroek wurgen. En met grijnzende haaien die schattige Nemo-clownvisjes uit mekaar trekken. We zullen die koters wel eens even realistische diversiteit bijbrengen verdomme!

Maar niet alleen de beestjes in kinderboeken moeten eraan geloven. Een Gelders Statenlid vindt dat Jip en Janneke, waar hele generaties mee opgroeiden, niet meer kunnen. Ze zijn ‘te stereotype bevestigend in de rol van man en vrouw’. Het mens heeft blijkbaar niks beters te doen dan het bedenken van dit soort onzin. Bij Jip en Janneke kwam ik er trouwens wél bijtijds achter dat ze er in het echt toch iets anders uitzagen. Vooral al die Jannekes van mijn puberjaren bleken gelukkig stukken aaibaarder te zijn dan de spichtige figuurtjes uit de boeken van Annie M. G. Schmidt.

Het ga u bijzonder en mij ook.

Tot je een ons weegt

Column in het Weekblad voor Deurne, 12-05-2022.

Dagelijks kachel ik op en neer naar Helmond om te zwoegen voor de baas. Ik zie dit zelf als ontwikkelingshulp, maar dat terzijde. Dit wil ook zeggen dat ik iedere dag weer dezelfde elf stoplichten moet passeren. Jawel; stoplichten, geen verkeerslichten, want van een groene golf hebben Hellimondse verkeersdeskundigen nog niet gehoord. Meestal sta ik daarom langer stil dan dat ik rijd. Nu ben ik geen geduldig chauffeur, verre van dat zelfs. Ik vloek, scheld en tier luidkeels bij ieder rood licht en om de haverklap bonk ik zwaar geïrriteerd op mijn stuur wanneer een voorligger weer eens niet door oranje wil rijden of bij groen niet snel genoeg van zijn plek komt. Gelukkig zit ik alleen in mijn vehikel zodat ikzelf de enige ben die last van heeft van deze tirades. Niet slim, ik weet het, maar het is niet anders.

Tijdens een van deze martelritten heb ik laatst overwogen (tijd zat als je stil staat) gebruik te gaan maken van het openbaar vervoer; de trein dus. Dat zou eigenlijk zomaar kunnen. In Helmond wel tenminste; mijn werkplek ligt ongeveer op kruipafstand van Catstown Centraal. Maar in Deurne is dat anders. Ik woon in het pittoreske Zeilberg en da’s ver genoeg van het station om iedere morgen als een verzopen kat in die trein te moeten stappen. En ja, ik weet wel dat het niet altijd regent, maar neem gerust van mij aan dat wanneer ík mijn fiets uit de schuur trek het minimaal miezert, maar waarschijnlijk net volle bak begint te plenzen. Bovendien tref ik waarschijnlijk, met mijn geluk, bij terugkomst mijn stalen ros aan met minimaal één lege band. Als ie tenminste niet gestolen of om een lantaarnpaal gevouwen is.

De oplossing lijkt me eigenlijk simpel. Als die Kattenmeppers vier stations hebben mag Deurne er toch ook wel twee, of niet dan? En het nieuwe station Zeilberg hoeft helemaal niet zo’n kolossaal geval te worden; twee afdakjes is genoeg. Een aan ieder kant. En dan gewoon je hand opsteken als je wilt dat de trein stopt, net als bij de bus.

Het ga u bijzonder en mij ook.  

Oranje Boven!

Column in het Weekblad voor deurne, 28-04-2022

Gisteren waren ze weer op de buis; onze royals, in hun paasbeste kloffie, zomaar tussen het gewone volk. Laat ik eerst maar melden dat ik niks heb tegen ons koningshuis. Dat ze misschien niet de allerslimste familie van Nederland zijn vergeef ik ze graag. Generaties lang trouwen met neven en nichten doe je nou eenmaal niet ongestraft, maar dat kan ik deze koning moeilijk kwalijk nemen. Die had tenminste het verstand zijn (alleszins appetijtelijke) appeltje van oranje niet uit het kringetje van akelig aan elkaar verwante vorstenhuizen te plukken. 

Maar goed, hij hoeft nogal niet mee te doen aan De Slimste Mens en ikzelf verkies een onpartijdige koning boven een uit de leugenachtige politiek afkomstige president. Jaloers ben ik, ondanks de vorstelijke (toepasselijk hè) beloning die ze krijgen, ook niet op onze koninklijke familie. Eerder heb ik een beetje medelijden. Waar wij, klootjesvolk, ongestraft chagrijnig mogen wezen of de malloot mogen uithangen, moeten zij steevast in de pas lopen. 

En zeker de dochters van onze vorst gun je een wat normaler leven. Het zijn inmiddels drie gezonde blozende pubers bij wie de hormonen regelmatig door het lijf moeten gieren, zou je zo denken. Van die grieten die af en toe ook niks liever willen dan, na een avondje heftig stappen, behoorlijk aangeschoten afgelebberd te worden in een achteraf steegje door een evenzo opgewonden jongeman. Of jongedame, weet ik veel. En dat dan zonder dat heel puriteins Nederland op zijn achterpoten staat. 

Ook onze koning zelf lijkt eigenlijk een stakker. Ervan uitgaand dat hij niet, net als zijn opa, de katjes in het donker knijpt, doet hij zijn vroegere bijnaam Prins Pils weinig eer aan tegenwoordig. En dat terwijl hij helemaal niet zo’n verkeerde lijkt om een avondje onbehoorlijk mee door te halen. Hij zou er zomaar een kunnen zijn die dik na sluitingstijd oeverloos blijft zeuren om nog een allerlaatste rondje. Eentje die, nadat ik hem akelig in de olie thuis heb afgeleverd, zijn vrouw in haar negligeetje vriendelijk verzoekt eitjes voor ons te bakken. Ik hoor Maxima al uit de keuken roepen; ‘dooier heel of kapot?’

Het ga u bijzonder en mij ook.

Voor hij en zij en het

Column in het Weekblad voor Deurne, 14-04-2022

Er valt mij wat op wanneer ik per ongeluk een Nederlands praatprogramma op de kijkdoos inschakel. Behalve de inmiddels verplichte gekleurde medelander (sorry, ik krijg ‘mensen van kleur’ nog steeds niet uit mijn pen), moet daar ook minimaal een transgender, non-binair of hoehetallemaalookhetenmagpersoon aanschuiven. Ik wil benadrukken dat ik absoluut niets tegen deze mensen heb. Het lijkt me verschrikkelijk wanneer je voor je gevoel in het verkeerde lichaam zit en ik kan me voorstellen dat je daar wat aan laat doen. Zelfs wanneer iemand het gewoon prettig vindt af en toe in een andere huid te kruipen kan ik daar uitstekend mee leven. Het begint bij mij pas te wringen wanneer een, toch relatief kleine, groep als deze onevenredig veel aandacht opeist. Zeker wanneer de hele samenleving zich dan aan hen lijkt te moeten aanpassen. De tot belachelijke proporties opgeblazen discussie rond hij, zij en het vind ik daarvan een voorbeeld.

Sowieso; het wordt er voor mij allemaal niet helderder op. Deze week las ik dat een van de grote bazinnen van Disney ervoor pleit dat meer acteurs uit bovengenoemde groepen rollen krijgen in al hun producties. Niks mis mee dacht ik nog. Tot ik me realiseerde dat ik me dadelijk, na een film lang verlekkerd naar een mooie dame kijken, tijdens de aftiteling toch zomaar wat beschaamd kan voelen.      

Maar goed; ik vind het dus geen enkel probleem wanneer iemand iets anders wil zijn. Daarom heb er ook eens over nagedacht of ik in die richting nog wensen heb. Nou, ik wil eigenlijk graag als ruwharige teckel door het leven gaan. Zo eentje met wat te korte pootjes, een vlassig staartje en zo’n ruig kopje. Niet de hele dag nee; dat wil ik mijn collega’s en familie niet aandoen, maar een uurtje per dag lijkt me wel prima. Gewoon buiten tegen boompjes plassen, ongestraft tegen dames opspringen en ongenuanceerd keffen naar alles wat groter is dan ik. En het lijkt me helemaal geweldig als iemand dan ook nog eens ‘brááve hond’ tegen me zegt, als ik mezelf uitlaat. Het ga u bijzonder en mij ook.   

Russen

(Column in het Weekblad voor Deurne 31-03-2022)

Wat ik nou eigenlijk vond van ‘die Russen’ vroeg mij laatst iemand, wat later op de avond, in de kroeg. Waarschijnlijk verwachtte ze een gevat antwoord van me, maar dat kon ik zo een twee drie niet oplepelen. Toen ik daarna naar huis probeerde te fietsen dacht ik er nog over na en ik kwam halverwege al tot de conclusie dat ik eigenlijk niks vind van Russen. De weinige Russische burgers die ik ken zijn gewoon aardige, goedlachse en gastvrije mensen met wie het prima toeven is met een goed glas op een terrasje in het voorjaarszonnetje. Ze hebben net zo weinig verstand van politiek als ik en vinden vast, net als ik, de prijs van een biertje stukken belangrijker dan oorlog in een verwegland.

Ik heb in een grijs verleden een keer iets te overdadig genuttigd met enkelen van hen in een Deurnes etablissement. Wat me daarvan is bijgebleven is dat ze na een paar glazen niet agressief maar wel zwaar melancholiek worden. In plaats van anderen vervelen en ruzie zoeken, zoals bij ons toch wel eens lijkt te gebeuren, omarmden ze wildvreemden als hun beste vrienden en zongen ze samen uit volle borst zwaarmoedige liederen. Zit in de aard van het beestje dacht ik toen al. Hun componisten schreven ook niet voor niets fantastische muziek en hun volkslied is misschien wel het allermooiste, zeker als het gezongen wordt door een groot koor van kolossale mannen met baarden.

Wat ze daar eten en drinken spreekt me dan weer stukken minder aan. Aardappelsoep staat niet in mijn top tien, wat ze onder worst verstaan krijgt zelfs een hond niet weg, wodka vind ik alleen nuttig om motoronderdelen mee te ontvetten en met wat ze daar bier noemen was ik mijn auto niet eens.

Helemaal niks mis met ‘die Russen’ dus. Sterker nog; mocht er morgen een charmante Russische aan mijn voordeur staan die dol is op Brabantse kost, goeie whisky en abdijbiertjes, wil ik best het logeerbedje voor haar opmaken. Tenminste; zolang ze niet in een tank aan is komen rijden natuurlijk. Het ga u bijzonder en mij ook.

Foei!

(Column in het Weekblad voor Deurne 17-03-2022)

Net nu ik er een beetje aan begin te wennen worden ze alweer opgeruimd; al die ons net wat te vriendelijk toelachende lijsttrekkers op verkiezingsborden langs de weg. En eerlijk is eerlijk; het was voor ons al geen pretje ze elke dag te zien staan, maar wat een kruis moet het voor die gasten zelf wel niet geweest zijn. Je eigen smoelwerk op iedere straathoek, vertrokken in een totaal onnatuurlijke grijns, al dan niet vergezeld van een verschrikkelijke slogan. Voor mij is juist dát dan ook een belangrijke reden, naast het feit dat ik gewoonweg niet slim genoeg ben voor een openbare functie, me niet in de ‘polletiek’ te storten. Ik heb regelmatig ’s ochtends moeite mijn eigen gezicht in de spiegel te herkennen, laat staan dat ik mezelf ook nog eens op straat tegen wil komen. Maar goed; die verkiezingsborden dus, die werden her en der beklad met teksten als ‘NSDAP’ en ‘SS’.

Oké, ik heb regelmatig de neiging hier en daar een snor of bril bij te tekenen, net zoals iedereen, maar dit ging dus echt te ver, dat zult u met me eens zijn. Onze burgermoeder (jawel, dezelfde die op social media laat weten dat ze burgemeester in Deurne is,in plaats van van Deurne, maar dat terzijde) liet een vermanende verklaring uitgaan waarin ze schreef dat ‘het bekladden van verkiezingsborden op geen enkele wijze in een democratie past’. En dat… oh nee, verder niks. Geen opgeheven vingertje, niet eens een hartgrondig ‘foei’.

Potverdikke mevrouw; ik kan me vergissen, maar ik denk niet dat deze overduidelijk klein geschapen malloten onder de indruk zullen zijn van uw tirade. Mocht u in de veronderstelling verkeren dat deze sukkels zonder enig historisch besef zich na het lezen van uw boodschap de haren uit het hoofd trekken vanwege de teloorgang van onze democratie, moet ik u teleurstellen, denk ik. Dus misschien moet u dat (af en toe keihard noodzakelijke) schelden en tieren toch maar overlaten aan iemand die dat in de vingers heeft. Ieder zijn stiel nietwaar? Bij het Weekblad hebben ze mijn nummer. Het ga u bijzonder en mij ook.  

Misschien volgend jaar weer…

(Column in het Weekblad voor Deurne, 03-03-2022)

En toch kon je merken dat het niet écht carnaval was. En dat was niet omdat de tapkranen dicht bleven of dat de blaaskapellen niet hard genoeg toeterden. Of dat er hier niet voldoende ‘bovensloters’ rondhingen die nu wel eens aan den lijve wilden ondervinden of onder de rivieren het vrouwvolk echt een stuk gewilliger is met die dagen. Die noorderlingen herken je van een afstand trouwens; hun outfit is net wat te gedateerd en ze zingen net wat te hard mee met ‘bij Hoevelaken linksaf’, het enige carnavalsnummer dat ze kennen. (Jawel, zomaar een gratis lesje van mij voor u voor volgend jaar.)

Nee, het was gewoon niet écht carnaval omdat het weer niet meewerkte. Nu hoort u mij niet klagen, ik vond het prima zo in het zonnetje met een koel blijvende consumptie in de hand en met mij nog vele anderen, zo bleek. Maar laten we eerlijk zijn; met carnaval hoort het toch gewoon barbaars weer te zijn? Bij het sleutelafhalen op de Markt hoor je te blauwbekken, tijdens optochten wordt het geacht te plenzen en de straten dienen nog dagenlang bezaaid te zijn met afgewaaide hoedjes, kleddernat snoepgoed en verregende serpentines toch?

Voor wat betreft die optochten spreek ik uit ervaring. Het labiele carnavalsclubje waar ik deel van uit maak, liep regelmatig mee en zelden bereikten wij niet totaal verzopen en met kapotgewaaide attributen de eindstreep. Nu gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat hetgeen wij meesjouwden vaak niet zo weerbestendig was als dat van al die andere deelnemers. Onze ‘keigoeie’ ideeën kwamen vaak pas enkele dagen vooraf bovendrijven en daar leed de kwaliteit van onze creaties vaak ernstig onder. Ons enthousiasme gelukkig niet en dat leverde ons af en toe zowaar ook nog eens een prijsje op. (Nee, de jury omkopen was niet aan de orde. Niet dat we het niet geprobeerd hebben, maar ze bleken steevast akelig integer.)

Veel te mooi weer dus, deze carnaval, maar met een beetje geluk valt het volgend jaar weer met bakken uit de lucht. Tradities zijn er om te koesteren nietwaar? Het ga u bijzonder en mij ook.          

Frater(s)huis (6)

Voor diegenen onder u die mij niet van dichtbij kennen; ik ben al dik dertig jaar lid van de PrCie, een clubje dat voornamelijk rond carnaval, maar ook wel eens op ander momenten in het jaar, probeert wat leven in de Deurnese brouwerij te brengen. Af en toe ook, proberen we lokale zaken die naar ons idee voor verbetering vatbaar zijn of die ons mateloos storen aan te kaarten. Niet door gelijk op de barricades te springen, maar door op een luchtige manier mensen aan het denken te zetten.

Zo dus ook de trieste ondergang van het Fraterhuis, een prachtig gebouw aan De Visser in Deurne dat gebouwd werd in 1896 voor de Fraters van Tilburg, die het onderwijs van de grond tilden op onze schrale zandgrond.(mooie beschrijving op deurnewiki.nl) Het is helaas in handen gevallen van een gewetenloze projectontwikkelaar die het willens en wetens laat verkrotten. Iets wat naar ons idee echt te schandalig is voor woorden. We hebben eerst keurig nagevraagd wat de gemeente Deurne hier daadwerkelijk aan zou kunnen doen en dat bleek helaas schrikbarend weinig. Het schorriemorrie dat het rijksmonument(!) nu in zijn bezit heeft voldoet precies aan alle regeltjes om het op deze schandalige wijze aan zijn lot over te mogen laten. Droevig, ik weet het, maar het is niet anders. Hieronder leest u de laatste van onze ingezonden brieven die geplaatst werden in het onvolprezen Weekblad voor Deurne.

Stil, oorverdovend stil.

Jawel, het is nog steeds akelig stil in en om ons Fraterhuis. Geen geklop van hamers en gedril van boren, geen sjouwende bouwvakkers of zwoegende werklieden en ook af en aan rijdende vrachtwagens zijn er niet gesignaleerd. Nu hadden wij dit alles ook niet verwacht, en u waarschijnlijk ook niet. Wij allen weten inmiddels verdomd goed dat de malafide vastgoedboef die eigenaar is van het pand op zijn gemak achteroverleunt en wacht tot de zaak vanzelf in mekaar dondert. Zodat hij er een wanstaltig maar lucratief appartementencomplex neer kan plempen. Maar dat kwartje is blijkbaar bij onze dames en heren bestuurders nog niet echt gevallen.

Want het is ook ijselijk stil in en om ons gemeentehuis wanneer het over het Fraterhuis gaat. Nu ben ik de laatste die zal zeggen dat onze gemeenteraad de laatste jaren niks voor mekaar gekregen heeft. Zo is eindelijk de rotte kies die het voormalige notariskantoor aan de Lage Kerk al jaren was getrokken (beter laat dan helemaal nooit), is de leegstand in het Deurnese centrum duchtig aangepakt (goed gedaan jonges) en stroomt alle doorgaande vrachtverkeer dat vroeger door de Heuvelstraat denderde inmiddels gladjes door de nagelnieuwe spoortunnel (oh nee, nog niet helemaal). Allicht hebben ze nog veel meer goeie dingen gedaan en vanzelfsprekend zijn er nog steeds hartstikke gewichtige zaken die dringend aangepakt moeten worden. Het bepalen van de kleur van het toiletpapier in ons nieuwe Huis van de Samenleving bijvoorbeeld, heeft uiteraard de hoogste urgentie, net zoals het formaat van de nieuwe koffiebekertjes Ook het bedenken van uiterst authentieke namen voor nieuwbouwprojecten heeft natuurlijk absolute prioriteit en daarbij is het ook nog eens belangrijk zeker genoeg in de krant en op feestboek te staan, zodat de kiezers dadelijk nog weten wie je bent. Maar het voortbestaan van het Fraterhuis staat niet hoog op ieders lijstje zo te zien en da’s eigenlijk best wel raar toch?

Immers, over iets minder dan twee maanden (en da’s niet lang meer) zijn er weer verkiezingen voor een nieuwe gemeenteraad. Op 16 maart gaan wij weer met z’n allen bepalen wie de komende vier jaar in Deurne de scepter gaan zwaaien. En als ik een politieke partij was (klinkt goed hè) zou ik als de wiedeweerga alle stemmers heel duidelijk laten weten wat mijn kamp van plan is te gaan doen aan de onbetrouwbare witteboordencrimineel die het rijksmonument aan de Visser simpelweg laat verkrotten.  

Maar misschien realiseren onze dames en heren politiekelingen het zich niet eens en moet ik ze er hier even op wijzen; wij Deurnenaren zijn weliswaar een zeer vergevingsgezind volkje maar als we straks weer met z’n allen richting stemlokaal gaan kan het toch zomaar een beetje bijltjesdag worden. Dan herinneren we ons ineens weer welk clubje zich de laatste vier jaar ingespannen heeft voor het behoud van ons Fraterhuis en vooral wie dat blijkbaar allemaal worst zal wezen zolang we de kavel die eronder ligt maar verkocht krijgen. Dan weten we zomaar ineens weer welke partij vier jaar lang angstvallig de andere kant op heeft gekeken en gedaan heeft alsof haar neus bloedde wanneer het hierover ging. En in dat stemhokje kunnen we dan even afrekenen; contant.

Het ga u bijzonder en ons ook, Cees van den Broek