Skip to main content
All Posts By

cees

De date

“Laten we eerst een keer gooien voordat we serieus gaan zitten zwetsen.” Mijn maat knikt naar het stukgegooide dartbord in de hoek en steekt tegelijkertijd met een routineus gebaar twee vingers op naar de barman. Ik heb, voor een opdracht van school, met hem afgesproken in onze stamkroeg om een keer te kletsen over mijn blogjes. Zonder mijn antwoord af te wachten glijdt hij van zijn kruk, loopt naar het bord en begint driftig het volgeschreven scorebord schoon te vegen.

“Weet je wat het is met die stukjes van jou? Eigenlijk heb je gewoon niks zinnigs te melden.” Hij trekt met een beslist gebaar zijn pijltjes uit het leren hoesje. Natuurlijk heeft hij eigen pijlen. Dure zelfs, met koddige flights erop van een bekende darter. Ik niet; ik ben veroordeeld tot het gehavende setje dat al in het bord stak.

Hij gooit meteen een triple en een enkel twintig met de eerste twee darts en vloekt als de derde van het bord ketst. Ik gooi ook, maar mijn score is niet om over naar huis te schrijven. Zoals gewoonlijk. “Zelfs mijn Anja leest die verhaaltjes van jou niet meer.” Hij gooit een enkele vijf en ik zie zowaar weer een kansje maar dat trapt hij subiet weer de grond in door een maximale score te halen met de laatste twee pijlen. “Terwijl ze in het begin toch een van je trouwe lezers was.”

Ik doe er het zwijgen toe en weet in mijn beurt zowaar een triple te raken; de twaalf weliswaar, maar toch. Om het te vieren neem ik een slok van mijn biertje. Nonchalant, zo lijkt het, gooit hij weer een verbluffende honderdveertig. “Eat this van Gerwen” bulkt hij terwijl hij de pijlen uit het bord rukt. “En weet je”, kakelt hij terwijl hij zijn monsterscore op het bord kalkt, “in het begin was je effe leuk, maar nu begin je een ouwe zeur te worden.”

Natuurlijk wint hij het potje; op zijn sokken. Als hij zijn dubbel het bord in jaagt sta ik nog tegen een hopeloze achterstand aan te kijken. “Doe maar een pint voor deze jongen” grijnst hij me toe, terwijl hij zijn darts in het sjieke etuitje terugsteekt, “een grote.”

De rest van de avond verloopt enigszins in mineur, voor mij althans. Voor mijn kameraad niet. Die wordt liederlijk bezopen, laat midden op de dansvloer zijn broek zakken, staat op de wc te bekken met een blonde sloerie van duizend weken met grote tieten en wordt, na tegen de bar gepist te hebben, de kroeg uit gebonjourd.

Zo, nou eens kijken of Anja mijn stukjes niet meer leest.

Ik zie, ik zie

Een voordeel van slapeloosheid is dat je terechtkomt bij tv-programma’s waar je anders overheen zapt. Zo viel ik vannacht binnen bij ‘Dit is mijn toekomst’, dat kijkers probeert te verleiden een betaalnummer te bellen. Een wereld ging voor me open.

Helderzienden, mediums, tarotleggers; het hele zwikkie bleek daar voor me klaar te staan. Indachtig het feit dat vandaag mijn bejaarde Opel naar de APK moest en ik daar niet helemaal gerust op was, besloot ik te bellen. Ik koos voor ene Rachel die gespecialiseerd was in helderziendheid, lenormandkaartlegging (ik heb wel iets met Franse zangers) en rouwverwerking. Vooral dat laatste leek me, gezien de staat van het barrel, van belang.

Ik had niet verwacht ’s nachts tegen een uur of vier iemand aan de lijn te krijgen maar dat was duidelijk geen probleem; helderziendheid gedijt blijkbaar prima in het donker. Rachel bleek een Limburgse te zijn (heb ik weer; zo’n slecht Duits sprekende Belgische) die naar eigen zeggen meteen ‘in mijn energie stapte.’ Ik keek eens naar de deur maar die bleef gelukkig dicht. Ze vertelde dat ze maar gelijk begon met ‘de healing’. Ik onderdrukte de neiging buiten te gaan kijken of ze nieuwe schokbrekers onder het vehikel aan het schroeven was.

“Er is iemand van u heengegaan, klopt dat?” Afgezien van het feit dat ik het ‘klopt dat?’ een vreemde vraag vond voor een helderziende, moest ik haar gelijk geven. Een van mijn maten was, na het leegdrinken van mijn koelkast, een paar uur geleden vertrokken.

“Die is vrij plotseling omgevallen, klopt dat?” Verdomme, ze had het alweer bij het rechte eind. Niet dat het omvallen raar was na een kistje bier en de nodige borrels, maar hoe kon zij dat zomaar weten?

“Hij laat u weten dat het goed met hem gaat en dat hij in vrede rust.” Kijk, dat stelt een mens gerust, ik had zo mijn twijfels toen hij hier voor de deur zijn fiets de heg in stuurde.

“Toch stel ik voor dat u vanmiddag terugbelt voor een uitgebreide healing.” Dat leek me een goed plan; als de Opel niet door de keuring komt kan ze gelijk aan de slag.

Herdenken

Er wordt iedere dag wel iets herdacht. Een vliegramp, een aanslag, een moord; dagelijks blikken de kranten likkebaardend terug op een trieste gebeurtenis die jaren terug, juist op deze dag, plaatsvond. En uiteraard is er een officiële herdenkingsplechtigheid. Ik vind dat prima; het is mooi dat mensen hun overleden naasten op een waardige manier kunnen eren. Iedereen heeft wat mij betreft recht op zijn eigen verdriet en het staat eenieder vrij dit op geheel eigen wijze een plaats te geven.

Ik heb het nu niet over de opgeklopte toestanden rond herdenkingen van een -grijs- slavernijverleden of andere koloniale misstanden. Achter de krokodillentranen van de daar verzamelde beroepsgekwetsten zie ik niet alleen een zorgvuldig gekoesterd minderwaardigheidscomplex, maar zeker de intentie tegen onze ‘blanke’ maatschappij te willen schoppen en op de eerste plaats het graaien naar eventuele herstelbetalingen door deze huiliehuilies.

Wat mij stoort bij alle wél serieuze herdenkingen, zijn de hoogwaardigheidsbekleders die menen acte de présence te moeten geven. Als ratten komen ze uit hun ivoren torens gekropen om het uitgelopen plebs toch maar vooral te tonen hoe onnoemelijk betrokken ze zijn. Voor ze de deur uit gaan zetten ze voor de spiegel hun meelevend masker op en oefenen ze de valse woorden van deelneming, die door hun net zo hypocriete spindokters zijn voorgekauwd. De Trumps van deze wereld misbruiken het oprechte verdriet van nabestaanden enkel ter meerdere eer en glorie van zichzelf en vooral van hun carrière. Camerageil als ze zijn, is voor hen alleen van belang dat hun geveinsde respect voor de gestorvenen en hun schijnbare compassie met hen die achterbleven nadrukkelijk belicht worden.

Maar goed, ieder zijn herdenking dus. Zelf vieren wij jaarlijks het leven van mijn, enkele jaren terug gestorven, vader op zijn verjaardag en dat doen we op de manier waarvan wij denken dat hij het gewild zou hebben; we zoeken een goed terras op en heffen meermaals het glas op hem. Zo kan respectvol gedenken blijmakend geweldig zijn.Vandaar dat ikzelf vandaag de grote brand van Rome, nét 1955 jaar geleden, memoreer. Ik vloek een keer op Nero en proost diverse keren uitgebreid op de slachtoffers.

Slaven Drijven

Mijn grootvader was een slavendrijver. Zo, het is eruit. En dan bedoel ik natuurlijk niet mijn beide opa’s. Dat waren noeste, hardwerkende mensen die in het zweet huns aanschijns het karige brood verdienden voor hun gezin. Die keurig de spruitjes opaten die hun vrouwen hen, na alweer een dag ploeteren, voorschotelden. Eerzame lieden waren het die hun, naar goed katholiek gebruik talrijk, kroost voor het slapen gaan een liefdevolle aai over de bol gaven. Nee, ik heb het hier over een van mijn verre overgrootvaders.

Die kwam ik gisteren tegen, toen ik een doos met oude familiefoto’s omkieperde en plotseling oog in oog stond met hem. Een streng kijkende man met een wurgend hoge witte boord, een spuuglok waar een Duits despoot jaloers op zou zijn geweest en een monumentale knevel. Geen snor, maar een knevel. Eentje die, met de punten krijgshaftig omhoog gedraaid, stijf stond van de pommade. Ik realiseerde het me meteen. Dit moet wel een van die koloniale blanke uitzuigers zijn geweest waarover hedendaagse media niet uitgepraat raken.

Ik kon me de proleet zomaar voorstellen: gekleed in jachttenue, een monocle voor het oog en de benen gestoken in té blinkend gepoetste rijlaarzen, de ‘nikkertjes’ afsnauwend die op hun knietjes met hun blote handen de aardappelen uit de schrale Brabantse zandgrond wroetten. Ik zie hem in het Deurnesche veen nodeloos de karwats heffen tegen, tot hun enkels in het moer staande, turfstekende negertjes, onderwijl ongetwijfeld verlekkerd kijkend naar door uitbuiting en bittere armoe schaars geklede negerinnetjes. Van dat laatste ben ik overigens vrij zeker, het blijkt een notoir familietrekje te zijn: te pas en vooral te onpas het verstand te vergapen aan niet of nauwelijks verhulde vrouwenlichamen. Van katoen plukken was geen sprake, hier in de Peel. Wij zagen niks in die pluizige rommel.

Mij rest nu natuurlijk niets anders dan het aanbieden van mijn diepste verontschuldigingen voor het gruwzame gedrag van mijn voorgeslacht. Bij dezen: mea culpa. En uiteraard dienen deze wandaden ook geldelijk gecompenseerd te worden: u heeft volkomen gelijk. Dus voelt u zich nu met terugwerkende kracht uitgebuit en zit u hierdoor emotioneel in zwaar weer? Stuur mij, eventueel onder rembours, uw bankpasje en uw pincode. Ik zal zien wat ik voor u kan betekenen.

Zwartrokken

Vanavond, op deze overdreven zwoele nazomeravond, zat ik in mijn tuin. Nu is dat misschien een te milde benaming voor het plaggenveldje wat voor gazon door zou moeten gaan en de enkele armetierige bessenstruik die ik, in een groene opwelling van voorbijgaande aard, in de schrale grond heb geduwd. Grassprieten blijken er, om mij onbekende redenen, tussen de enorme hoeveelheden mos en distels niet te kunnen overleven, maar tussen de stoeptegels daarentegen welig te tieren. Ik had mezelf, na een zweterige dag bij de baas, gefuifd op een goed glas en overdacht mijn zonden; een bezigheid waarmee ik met gemak een week of wat vooruit zou kunnen.

Terwijl ik het tweede -oké, misschien derde- flesje ontkurkte werd de gezapige rust in de negorij waar ik woon verstoord. In een forse boom, een eind verderop, had zich een zwerm roeken verzameld. Het zouden zomaar ook kraaien geweest kunnen zijn; ik kan ze van veraf moeilijk uit elkaar houden. Elkaar voortdurend in de rede vallend beraadslaagden ze over voor roeken belangwekkende zaken en luidkeels deelden ze allemaal tegelijk de laatste nieuwtjes. Voor een toehoorder als ik, de taal van het geslacht Corvus niet machtig, een gekrakeel van jewelste, maar voor de meute in de boom duidelijk een alledaagse vergadering.

Tegelijk vloog het gezelschap plotsklaps op en vertrok naar haar vaste slaapplek, nauwelijks een paar honderd meter verder, in de uit de kluiten gewassen eiken aan de voorkant van mijn huis. Even was de lucht boven mijn hoofd vol van vleugelgeruis en het oorverdovende kabaal van het ook in vlucht heftig argumenterende ‘roekenparlement’, zoals de Engelsen zo mooi zeggen.

Al snel zag ik ze niet meer, maar zo te horen hadden ze al rap allemaal hun tak gevonden en abrupt werd het stil. Blijkbaar had er eentje, die wat meer in de melk te brokkelen had dan de anderen, besloten dat het genoeg was en iedereen gemaand de snavel te houden. Af en toe hoorde je nog een tegendraads individu dat achteraf toch nog wat te mekkeren had. Notoire dwarsliggers heb je blijkbaar ook bij roeken; ik voelde me even bijzonder verwant.

Al doende leert men

Laten we vooropstellen; ik was geen modelleerling op de middelbare school. Ik blonk vooral uit in afwezigheid, luiheid en duidelijke desinteresse. Slapeloze nachten zullen ze er niet van gehad hebben, mijn leraren van toen (docenten waren in die tijd nog échte bikkels), maar ze zullen ongetwijfeld telkens weer opgezien hebben tegen de lesuren waarin ik in hun klas mijn opwachting moest maken.

Dat was ook de reden waarom ik dit weekend met een enigszins bezwaard gemoed de reünie van mijn middelbare school bezocht. Ik stond er nou niet bepaald om te springen de docenten, die me toen al waarschuwden dat er niks van me terecht zou komen, onder ogen te komen. Ik had me dan ook voorgenomen mezelf in de mini-lesjes, die door de leerkrachten van vroeger tijden gegeven werden, zéér bescheiden op te stellen.

Een van die lesjes werd gegeven door mijn toenmalige lerares Nederlands, een mens waaraan ik, vooral door mijn afkeer van dat verplichte en in mijn optiek van toen volstrekt nutteloze vak, een gruwelijke hekel had. In mijn herinnering was het een vreselijke kenau die geen groter plezier kende dan het aanvegen van de vloer met de keuzes op mijn boekenlijst. Achteraf enigszins begrijpelijk; daarop prijkten voornamelijk literaire werken met een zo schunnig mogelijke inslag.

Uiteraard kwam ik te laat binnen en probeerde tot overmaat van ramp ook nog grappig te wezen door te zeggen dat het ‘eigenlijk net als toen’ was. De heks van weleer verwelkomde me niettemin hartelijk en bleek gewoon een alleraardigste dame te zijn die een half uur lang smakelijk vertelde over, u raadt het al, boekenlijsten. Af en toe leek ze schielijk mijn kant op te kijken.

Na afloop besloot ik haar een hand te geven en me te verontschuldigen voor mijn onhebbelijke gedrag van destijds. Ze bleek me nog te kennen: “jij was die jongen die zo weg was van de gedichten van François Haverschmidt”. Er viel een steen van mijn hart en ongekend opgelucht verliet ik zowaar een keer een klaslokaal.

Diezelfde avond heb ik er de melancholieke Piet Paaltjens nog eens op nageslagen; nog steeds keimooi!

Blotebillenparade

Je kunt de kijkdoos niet aanzetten of er komt wel iemand voorbij die iets waanzinnig zinnigs te melden heeft over de Canal Parade, Gay Parade, Gay Pride Week of hoe het ook heten mag. De ene hotemetoot na de andere schuift aan bij de diverse sensatiegeile talkshows om maar aan te geven hoe belangrijk dit evenement is voor de hele ‘ho-le-bi-tra-la-la-gemeenschap’. Mocht u nu hopen dat ik hier een tirade af ga steken tegen anders geaarden moet ik u teleurstellen. Het boeit me werkelijk totaal niet of je als hotdogliefhebber liever het worstje of het sneetje hebt of het allebei lust. Ook figuren die graag hun piemol willen laten afsnijden of er juist een aan willen laten plakken kunnen weliswaar niet op mijn sympathie rekenen -waarom zou ik ze sympathiek moeten vinden, er zijn maar weinig mensen die ik aardig vind- maar wel op mijn welgemeende onverschilligheid.

Waardering voor de extravagante kanaaloptocht kan ik moeilijker opbrengen. Het argument dat deze wereldvreemde stoet vooral begrip zou moeten kweken voor holebi’s et cetera, gaat er bij mij niet in. Zouden organisatoren en deelnemers nu echt denken dat je de rest van de wereld kunt laten zien hoe doodgewoon je geaardheid is door je te afficheren als een verzameling door seks geobsedeerde karikaturen? Zou het publiekelijk zwaaien met geslachtsdelen, jezelf in het openbaar uitdossen in -veel te- weinig verhullende lingerie en het elkaar openlijk aflebberen nou echt bijdragen aan meer acceptatie? Ik waag het te betwijfelen.

Natuurlijk hangen we straks weer met z’n allen voor de buis en uiteraard proberen we allemaal zoveel mogelijk pikante details op te vangen. Toch ben ik verrekt blij dat ik mijn zwager en zijn man -die ik allebei een warm hart toedraag- niet in deze beschamende processie zal ontwaren. Die zitten waarschijnlijk thuis op de bank gewoon te wezen.

Om mezelf toch een beetje in te kunnen leven heb ik -bij gebrek aan een passende reetveter- een stuk henneptouw door mijn bilspleet getrokken en mijn achterzijde eens in de spiegel bekeken. Probeer uzelf er geen beeld bij te vormen; het was een weinig verheffend gezicht zeg ik u.

Hijgende motoren

Zoals ieder jaar bezocht ik dit weekend hét motorevenement. Denk nu niet dat ik me met tienduizenden tweewielige wegpiraten ben gaan vergapen aan kamikazepiloten die, meer naast dan op hun snelheidsmonster en met snelheden waar een normaal mens akelig van wordt, over een circuit razen. Hoewel ik onderuitgezakt op de bank graag kijk naar dit soort waaghalzerij, is dat niet iets waarvoor ik mijn voordeur achter me dichttrek.

Nee, deze motorhappening kenmerkt zich door bezadigde bezoekers, dito deelnemers en wedstrijdmachines uit de glorietijd van het stalen ros. Allemaal van middelbare leeftijd dus, of zelfs flink wat ouder. Niet dat er niet serieus geracet wordt; integendeel. Walmend en vaak rammelend stormen de klassiekers over het rechte stuk, beklimmen met doodsverachting de roemruchte Eau Rouge om dan hijgend en bulderend tussen de Ardense heuvels te verdwijnen. De coureurs zijn gehuld in leren overalls met schaafplekken die duidden op heldendaden van weleer, ruiken zonder uitzondering naar verbrande olie en hebben onwasbaar smerige handen van het oneindig sleutelen.

Uiteraard merkte ik dat niet op terwijl ze voorbij stoven, maar wel tijdens een wandeling door het rennerskwartier waar ik de halfgoden van het mechanisch geweld en hun donderfietsen van dichtbij kon bewonderen. Bezoekers bleken voor het overgrote deel mannen. Schaars aanwezige vrouwen verdienden veelal geen schoonheidsprijs; een gewetenloze vriend van mij zou ze botweg kwalificeren als ‘het kapotkijken niet waard’. Vaal gewassen shirtjes met verbleekte motorhelden waren veruit favoriet bij de motorfietsvrienden en omspanden vaak, te ver opgerekt, royaal bemeten buikjes. Een enkeling liep rond in een motorpak dat betere tijden gekend had en waarvan de ritssluitingen het zwaar te verduren hadden.

Allemaal wel, bleken het connaisseurs die, de machines met kritische blik beschouwend, kwistig strooiden met enkel voor de ware liefhebber verstaanbare vaktermen.

Naarmate de dag vorderde verminderde de belangstelling voor de ‘bikes’ en werd het drukker bij de biertenten, waar zwaar beplakte Engelsen en luidruchtige Nederlanders het voortouw namen. Het zou er wel even onrustig blijven leek me zo. Toen ik later, met de geur van warme olie en verbrand rubber in mijn neus, terug liep naar de parkeerplaats besloot ik de volgende dag met de brommer naar mijn werk te gaan.

Rommelmarkt

“Je moet eens komen kijken bij onze rommelmarkt, da’s net iets voor in die rare stukjes van jou”, zei mijn dartmaat, terwijl hij met de zoveelste gelukstreffer alweer een spelletje uitgooide. Natuurlijk wist ik van de vlooienmarkt van de lokale scouting, op tweede pinksterdag. Al wekenlang leek iedere lantaarnpaal in het dorp overeind te worden gehouden door manshoge borden die er reclame voor maakten. Zonder te happen op zijn speldenprik, bestelde ik het verspeelde rondje en besloot zijn uitnodiging te accepteren.

Zodoende zat ik ineens op maandagochtend aan een bekertje waterige koffie in het honk van de scouting, tussen een horde in frisgroen gestoken puisterige pubers en enkele rijk gedecoreerde, maar uitgeblust ogende leiders die vergeefs trachtten hen in toom te houden. Toen de verkenners naar buiten gedirigeerd waren om de laatste voorbereidingen te treffen, praatte het dartwonder me bij. “Als de hekken opengaan, da’s eigenlijk gewoon het mooiste”.

Ik had geen idee wat hij bedoelde, maar toen we later, na nog meer koffie en twee gevulde koeken, naar buiten kuierden werd alles duidelijk. Voor de nog gesloten toegangspoort verdrong zich een menigte, mannen en vrouwen, zodanig dat het toch solide hekwerk wel leek op te bollen. Druk gebarend en elkaar met bliksemende ogen opzij duwend, streden ze om die ene plek die een onbelemmerde doorgang richting koopwaar zou moeten garanderen.

Mijn maat stootte me aan: “Nu, let op”. Op veilige afstand keken we toe hoe een verkenner met ware doodsverachting het hangslot verwijderde, waarop de meute als één man naar voren dromde. De poort zwiepte open en sloeg met een metalig geluid tegen het hekwerk terwijl de kooplustigen zich op de kraampjes stortten. “Ze kopen alles met een stekker” klonk het smalend naast me. En inderdaad, al vrij snel verlieten de eerste koopjesjagers weer het marktterrein, zonder uitzondering in het bezit van een of meer elektrische apparaten. “We hebben wel eens een kabel vastgemaakt aan een blok haardhout; die was gelijk weg voor vijf euro”. Hij grinnikte vilein.

Naar huis fietsend bedacht ik zo dat ik vast nog wel enkele elektriciteitssnoeren had liggen en ook nog wel wat kachelhout.